Raymond Taams - Ik wil een gedicht schrijven over de enige plant die ik in mijn leven bezat. Omdat het verhaal zich maar niet laat ombuigen naar poëzie, probeer ik het in eerste instantie met een column. We beginnen bij het begin: de lente van 2012. Dertig jaar oud was ik, mijn langste relatie tot dat moment was net beëindigd.

Vier maanden hield Kim het met mij uit. Nadat ik haar een week lang op de zenuwen werkte tijdens een gezamenlijke vakantie in een all-inclusive-resort aan de Rode Zee, zette ze er een punt achter. Mijn verslaving aan de Russische staatstelevisie, die we op onze Egyptische hotelkamer onbeperkt ontvingen, was de hoofdoorzaak.

Maar ik dwaal af. Dat Vladimir Poetin in 2012 opnieuw tot president van Rusland werd gekozen, en hij tot mijn fascinatie zowat vierentwintig uur per dag over het scherm van de staats-tv paradeerde, heeft op zichzelf weinig te maken met de eenvoudige plant die ik later dat jaar, na het stuklopen van de relatie, bij IKEA kocht.

“Je hebt helemaal geen plant, zal ik een plant voor je kopen?”, had Kim verbaasd om zich heen gekeken toen ze voor het eerst bij mij thuis was. “Mwoah, ik weet niet, ik heb nooit in mijn leven een plant gehad”, antwoordde ik. Wel bezat ik als tiener een kunstkerstboom, die lag waarschijnlijk nog ergens op zolder bij mijn moeder.

Een paar maanden later, op een zomeravond, dacht ik terug aan de opmerking van mijn ex. Misschien had ze gelijk, was het vreemd dat er geen plant in mijn appartement op 22 hoog stond. Het uitzicht over de meubelboulevard en de erachter gelegen A12 bood ook weinig groen. Daarom liep ik naar de nog geopende IKEA.

Voor vier euro schafte ik een exemplaar aan met langwerpige bladeren die over de rand van een donkerbruin, plastic potje vielen. Thuisgekomen zette ik hem op een plat bord, waarvan de opstaande rand hoog genoeg was om straaltjes die tijdens het watergeven door luchtgaten uit het potje sijpelden, tegen te houden. 

In de daaropvolgende drieënhalf jaar ontwikkelde zich een naargeestige relatie tussen mij en de plant. Aanvankelijk was ik gewoon een alleenwonende man die geen oog had voor de noden van andere levenden. Daardoor kreeg de plant zelden water.

De eerste keren dat zijn uitgedroogdheid mij in het oog sprong, snelde ik schuldbewust naar de kraan om een glas te vullen. Terwijl ik de onderste bladeren optilde om water op de aarde te gieten, merkte ik hoe de plant zich verhardde om zijn overlevingskansen in deze suboptimale situatie te optimaliseren.

Opvallend stijf voelden bladeren en stengels, wat mij bij de fantasie opwekte van het kweken van een superplant, een groene ijzervreter. “Zo, kolerelijer, tijd voor je minimale hoeveelheid vocht, het is voor je eigen bestwil”, gromde ik voortaan wanneer ik vermoedde dat zijn einde nu werkelijk naderde.

Op het laatst waren alle bladeren bruin, toch stond de plant wilskrachtig overeind. ‘Kleine vechtjas’, noemde ik hem liefkozend. Hele bataljons zou hij moeiteloos in de pan hakken met zijn gespierde, messcherpe stengels. Tegen kerst 2015 gaf hij de geest. Teleurgesteld liet ik hem vanaf zijn bord in de vuilniszak glijden.

Symbolisch genoeg eindigde vlak ervoor wederom mijn langste relatie. Ditmaal dumpte Lisa me na exact een jaar. Door mijn vechtersmentaliteit op de plant te projecteren, had ik mijn record met maar liefst acht maanden verbeterd, concludeerde ik.

Er kwam dus nooit een nieuwe plant, waarom weet ik niet. Toch werd mij door dit relaas duidelijk dat als er een gedicht ontstaat over de enige plant die ik in mijn leven bezat, dit over kracht zal gaan in plaats van over liefde.