Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer onder de titel:

WE NADEREN STATION UTRECHT CENTRAAL

Eerst maar even die witte, golvende overkapping

een nagebootste, klame branding mét schumkoppen.

Let op! Als dat schuim los waait, rolt het over het strand.

Dan de weidse passage tussen Jaarbeurs en centrum

met plek voor iedereen in beweging én in ruststand.

(Rol)trappen en liften naar de perrons en treinen.

Zichtlijnen, loopgangen, markeringen, klokken

alles lijkt ‘n huiskamer op een veel te grote schaal.

Eureka! Aan één kant, boven de lambrizering: horeca.

 -

Het Centraal Station als spiegel van de ziel van Utrecht

wel flink en markant, maar geen gandeur of chique.

Doe maar gewoon, uitvergroot in het kwadraat.

 -

Overal plek genoeg om op iemand te wachten

en zo mogelijk nog meer plek om afscheid te nemen.

Lachen en huilen vallen samen op het ontmoetingspunt.

Tot slot de piano, vlakbij de afslag naar de doorgang

tot in Hoog Catharijne; als zodanig een grensgeval.

Want: wat was er eerder het station of die piano?