Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer onder de titel:

IK ZIE, IK ZIE, WAT JIJ NIET ZIET

Een welgevormde fleskalebas of slanke aubergine

‘n dikke komkommer, aan elke kant ‘n vleestomaat

zo’n paaltje, een Amsterdammertje, langs de stoep.

Een vlaggenmast met flinke, felgekleurde knop

een stevige reclamezuil, zo’n te beplakken peperbus.

Niet zozeer de minaretten of te spitse kerkentorens,

maar juist wel ‘n stompe watertoren, die in Overvecht;

of Utrechts trots, de Dom. . . da’s pas een groterd!.

          Wij tekenden als jongens in één ononderbroken lijn

          twee ongelijke ballen met daarop een soort van pik.

          Losjes uit de pols – een geoefende beweging –

         dat was geen ‘kunst’; dat was ons handelsmerk!

 -

Aan de Oudegracht is er een staalplaten damwand

aangebracht. Om die er weer uit te trekken (tja),

zijn er gaten bovenin gestansd. Die gaten hebben,

voor wie wil, de vorm van dat aloude handelsmerk.

Te zien van het terras van een horeca-ondernemer,

die erover klaagde bij de gemeente (eerlijk waar).

Het liefst hield hij zijn handen voor de ogen van

zijn gasten. . . maar man, wat je ziet dat ben je zelf.

'Wat je ziet dat ben je zelf'. Foto: Ton van den Berg