Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer onder de titel:

GALA

O, die trilling, hooguit een één op de schaal van Richter

eerst in het ene been, dan in het andere,

de bovenarmen en de nek; het blozen ook en

dat opeens onregelmatig ademhalen, die veel te

luide harteklop, alsof iedereen het op afstand horen zal

-

            Geef het toe; jullie hebben er alles aan gedaan

            nieuwe kleren gekocht, één draagt een gilet,

            een ander blauw schoeisel met witte zool

            alle drie het haar fris, kort opgeschoren.

            Alle jongens reiken hun hals naar haar, naar haar;

            daarmee te dansen, iets drinken en schuren

            met haar en even van de grond af zweven

            om nooit meer terug te hoeven vallen!

-

Ze zijn dertien, veertien, hebben overal wel van gehoord

maar de toegang, de poort, dat lonkend paradijs

hoe komen ze er binnen, wanneer, met wie?

Dat gaat zomaar niet! Er is geen simpel wachtwoord

één zekerheid: zonder gedonder geen wonder in ’t vooronder!