Peter Oostveen - Tussen oktober vorig jaar en nu heb ik voor Nieuws030 dertien politieke beschouwingen geschreven (columns). Deze waren voor ’t gemeentebestuur soms hard en provocerend, andere keren meer verhalend of zelfs poëtisch. Sommige zullen door de lezers massaal zijn genegeerd. Bij andere zal de lezer zuchtend en steunend z’n hoofd in de schoot hebben geworpen. En bij weer andere zullen de lezers opgelucht of naar adem snakkend de eindstreep hebben gehaald, heel misschien zelfs met een glimlach op het gezicht.

Ik trek onmiddellijk het boetekleed aan, ik beken en erken, het was voor iedereen veel beter geweest als dit allemaal nooit had hoeven gebeuren. Of het nu kranten zijn, tijdschriften of een opiniesite als Nieuws030, lezers verdienen als ’t even kan volwaardige en professionele journalisten. Ik heb me de afgelopen maanden dan ook regelmatig vertwijfeld afgevraagd waar ik in hemelsnaam mee bezig was? Als je ’t merendeel van de week al in beslag genomen wordt door je werk, huishouden, zorg voor naasten en je moet met een lampje zoeken naar spaarzame vrije uurtjes voor ontspanning, dan zit je er niet altijd op te wachten om je vermoeide en ongeoefende hersenen ook nog eens te pijnigen op allerlei grappige spitsvondigheden.

Nederlandse Vereniging voor Journalistiek
De twijfel over mijn drijfveren voor mijn onbeholpen pogingen om pakkende stukjes te schrijven werd eind februari weggenomen door de Nederlandse Vereniging voor de Journalistiek (NVJ) die de noodklok luidde. Hoewel de noodklok een heel manifest beslaat, komt het betoog heel in het kort op het volgende neer:

  • bij regionale dagbladredacties werken 50% minder journalisten dan 20 jaar geleden
  • eigen nieuwsgaring, debat en commentaar (en daarmee de lokale democratie) staan onder druk
  • hierdoor laten veel kiezers hun stem bij de gemeenteraadsverkiezingen bepalen door de landelijke politiek

De vereniging onderstreept nog eens dat vrije en onafhankelijke informatie behoort tot de basisvoorwaarde van de democratie. En ook benadrukt zij, voor wie ’t nog niet wisten, dat gemeentelijke communicatieafdelingen, door de gemeente gesubsidieerde websites en twitteraccounts van politieke partijen natuurlijk niet gerekend kunnen worden tot de onafhankelijke lokale media. Kern van het betoog: onafhankelijke regiojournalistiek is één van de belangrijkste fundamenten van de lokale democratie.

Situatie in Utrecht
Hoewel Utrecht, in tegensteling tot veel andere plaatsen, nog best wel beschikt over een redelijk breed pallet aan lokale media, deden schade en schande mij ontdekken dat er desondanks in de berichtgeving over de gemeentelijke handelwijzen aanzienlijke gaten vallen. Door eigen ervaringen met de gemeente weet ik dat onze bestuurders fenomenen als inspraak en rechtsbescherming, maar ook advisering door derden als de Milieudienst of de GGD, nou niet bepaald warm omarmen. En het desgevraagd verstrekken van informatie hierover aan burgers al helemaal niet. Een verschijnsel dat door de Utrechtse media, waarschijnlijk onbedoeld en onbewust, maar weinig wordt belicht.

Drijfveer
En, ziedaar, daar was mijn drijfveer om mijn rol als waakhond van de rechtsstaat in Utrecht op mij te nemen. De gemiddelde Utrechter zegt (begrijpelijkerwijs) “we leven in een democratie, er is vrijheid van meningsuiting en dat volstaat”. In mijn rol als hoeder van de wet vind ik dit niet volstaan en ga ik een stap verder en zeg “als ik de telefoon op pak en de gemeente bel of mail, dan treden alle beginselen van onze rechtsstaat onmiddellijk in werking”. Daar hebben de ambtenaren en bestuurders naar te handelen. Daar dienen ze ook op getoetst te worden. Als grondrechten of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, wat in Utrecht stelselmatig gebeurt, door onze ambtenaren en bestuurders met voeten getreden worden, dan ligt daar een heilige taak voor de lokale media om daar over te berichten.

Hoewel ik het voor iedereen ten zeerste betreur dat het met mij zo ver heeft moeten komen, m’n verontschuldigingen ga ik er zeker niet voor aanbieden, immers alles voor de lokale media en  democratie. En, naarmate mijn beschouwingen in aantal toenemen ga ik me in steeds beter gezelschap bevinden.

Was ik in mijn eerste beschouwing (Het moet echt anders, en nu ook echt in Utrecht) nog een fors criticaster van burgemeester Van Zanen, welnu onder andere op dit punt schuiven de heer Van Zanen en ik, getuige het volgende citaat van hem, steeds meer naar elkaar toe: “Als we het over media hebben, moet ik ook lokale media noemen. De lokale democratie kan niet zonder pluriformiteit en het kritisch volgen vanuit lokale media is van het grootste belang” (VNG-Magazine 26/01/18). Kortom, bestuurlijke bijval op dit punt.

Stemmen in maart
De NVJ heeft het waarschijnlijk bij ’t rechte eind als zij stelt dat door de soms te summiere rol van de lokale media op 21 maart veel Utrechters bij de gemeenteraadsverkiezingen gewoon gaan stemmen op “hun eigen vertrouwde landelijke partij”. Het is niet aan mij daar een oordeel over te hebben, maar waarom zou dat voor kiezers vanzelfsprekend moeten zijn? Immers, op plaatselijk niveau heeft de kiezer heel andere belangen dan op landelijk niveau.

Waarom zou je in Utrecht willen stemmen op een huidige coalitiepartij die referenda in de ban doet zodra het even niet meer zo goed uit komt? Een andere coalitiepartij is geen voorstander van een informatieavond over verplaatsing van de tippelzone omdat dit waarschijnlijk niets oplevert en vertraging bij de besluitvorming kan betekenen. En weer een andere coalitiepartij verkiest het debatteren over bitterballen boven het beoordelen van een legitiem verzoek om een raadsinformatiebijeenkomst. Allemaal willekeurige maar veelzeggende voorbeelden die aangeven hoe onze huidige coalitiepartijen, in tegenspraak met hun zalvend uitgesproken intenties hiertoe, te vaak een afkeer hebben van burgerparticipatie en inspraak.

Het kan dus de moeite lonen eens te gaan grasduinen in de verkiezingsprogramma’s van de nieuwe aanmeldingen voor de gemeenteraad.

Heroïsche retoriek
We leven in tijden van soms heroïsche retoriek. Zo is er een kamerlid dat regelmatig potsierlijk uitroept “ik wil helemaal geen premier zijn, maar om Nederland van de ondergang te redden zal ik ’t wel moeten worden”. Hoewel ik mij politiek niet achter dit kamerlid schaar, kan ik de retoriek wel waarderen. Laat ik dan ook in deze rij aansluiten door te stellen “ik wil helemaal geen columnist zijn, maar om het stukje rechtsstaat in Utrecht te behoeden voor de politieke achterkamertjes, zal ik ’t wellicht wel moeten blijven”. Allemaal bij gebrek aan beter vanzelfsprekend.