Oostveen - De Gewone Utrechter
Gepubliceerd: dinsdag 16 januari 2018 06:00
Peter Oostveen - Hoewel we nog maar twee maanden van de gemeenteraadsverkiezingen verwijderd zijn, tonen onze raadsleden nog niet echt de neiging uit hun 'winterslaap' te ontwaken. We maken ze mee zoals we dat al jaren doen: geen politieke loopgravenoorlogen met bijbehorend wapengekletter, geen bloedstollende debatten.
En waarom zouden ze ook? De fracties van VVD, GroenLinks, D66 en SP hopen ieder afzonderlijk dan wel op meer zetels in de raad, maar de samenwerking binnen de huidige coalitie zit ze niet in de weg. Sterker nog, burgemeester Van zanen heeft, door zijn zorg uit te spreken over versplintering binnen de raad, min of meer door laten schemeren graag verder te gaan met deze coalitie.
En waarom zouden de zittende partijen elkaar ook in de haren vliegen wanneer je, als 'bliksemafleider', komt dat even goed uit, een gemeenschappelijke opponent, of vijand, hebt: de PVV. En nu PVV-voorman Henk van Deún in de media ferme uitspraken heeft gedaan over bijvoorbeeld de ULU-moskee is ’t gemakkelijk hem de maat te nemen op democratisch, moreel en ethisch gehalte. Allemaal onderdelen waarop onze coalitiepartijen excellent zijn...
En hoewel de PVV-voorman zich met zijn uitspraak dat de ULU-moskee wat de PVV betreft wel “af mag fikken” al tamelijk onmogelijk heeft gemaakt, heeft de PVV met één programma-onderdeel mijn aandacht wel weten te prikkelen: de terugkeer, herwaardering, herijking, noem het 'verheffing' van een lang geleden verloren gegaan fenomeen, namelijk dat van de 'echte' of 'gewone Utrechter'.
Sinds iconen als Herman Berkien, Rijk de Gooijer, Anton Geesink, echte Utrechters, niet meer onder ons zijn, lijkt de echte/gewone Utrechter steeds meer uit beeld te zijn geraakt. Het gegeven dat mensen als Henk Westbroek en Hans Spekman niet meer in de Utrechtse politiek actief zijn maakt het er ook niet beter op.
Wat de PVV betreft krijgen “geboren en getogen Utrechters en mensen die minimaal 15 jaar in Utrecht wonen” voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Een behoorlijk moeilijk te verwezenlijken programma-onderdeel, immers dit staat op z’n minst op gespannen voet met de Huisvestingswet en de provinciaal in gebruik zijnde Huisvestingsverordening die juist uit gaan van zoveel mogelijk vrije vestiging en gelijke kansen op de huurwoningmarkt. En iedere beleidsambtenaar weet dat je bij ’t omschrijven van de 'echte Utrechter' gelijk mag gaan nadenken over een omschrijving van de uitzondering(en) op de regel.
En ondanks deze onbeholpen poging de politieke focus te leggen op de gewone Utrechter, raakt de poging op zich bij mij wel een gevoelige snaar. Want, in hemelsnaam, waar in onze geglobaliseerde stad van studenten, expats, air BenB-bewoners, steeds meer toeristen en megalomane projecten is de gewone Utrechter gebleven? Te midden van al het Engelse, Spaanse, Portugese, Italiaanse, Midden en Zuid Amerikaanse gebrabbel snak ik steeds vaker naar een authentieke Utrechtse tongval.
In zijn Nieuws030-column 'Als ik boven op de Dom kom' van 12 december vorig jaar maakt Henk Westbroek gewag van eens in de vier jaar te houden gemeentelijke voorlichtingsavonden voor nieuwe raadsleden. Omdat, zo zegt Henk, er in de selectie van FC Utrecht nog meer Utrechters zitten dan in de gemeenteraad, moeten de nieuwe raadsleden bekend worden gemaakt met Utrechtse eigenaardigheden als daar zijn het verschil tussen Utrechter en Utrechtenaar, het met Utrechtse tongval uitspreken van de stadsnaam en ’t woord “gehaktbal” en ’t zingen van liedjes als “Als ik boven op de Dom kom”. Zorgwekkend, in de gemeenteraad blijkbaar geen of mondjesmaat 'gewone' Utrechters.
We gaan te rade op de websites en twitter-accounts van onze politieke partijen. Toch wel heel veel foto’s en berichten van en over onze geprivilegieerde, hoogopgeleide, jonge, blanke, welgestelde, hippe, geglobaliseerde mede Utrechters. Je kunt er over twisten, maar wat mij betreft ook hier de gewone Utrechters (zwaar) ondervertegenwoordigd.
En de media dan, hebben die nog iets met de gewone Utrechter? AD-columnist Wouter de Heus maakt het in zijn column van 21 december vorig jaar helemaal bont. Die wil het, zo zegt hij, al helemaal niet meer hebben over de gewone Utrechter. Het is namelijk een hippe gedachte te veronderstellen dat deze, net zoals de gewone Nederlander, in ’t geheel niet bestaat.
Waar onze politici en sommige media zich niet zo van bewust lijken te zijn is dat de gewone Utrechter wel degelijk bestaat. Het klopt helemaal, op de yuppen- en hipsterroute tussen Witte Vrouwen en het Centraal Station kom je ze niet tegen, maar voor de rest zijn ze in grote getalen in ’t wild te aanschouwen: tussen 05.00 en 08.00 uur zie ik ze namelijk al overal, in ’t donker en in de regen in bouwputten, als ze de horeca bevoorraden en schoonmaken, als thuiszorgmedewerkers op weg naar hun eerste cliënten, als chauffeur in ’t OV, als ze net uit de nachtdienst komen en kapot geleefd in de bus in slaap dommelen, als krantenbezorger, vuilnisman/vrouw etc. Allemaal mensen met veelal 'flex- en 0-uren contracten', die met 'stapelbanen' hun schamele inkomen bij elkaar sprokkelen. Ook mensen die veelal de zorg hebben voor hun gezin en/of mantelzorger zijn.
Klopt helemaal, geen hippe types die tot laat in de avond in hippe uitgaansgelegenheden hun tijd en geld respectievelijk verdoen en verbrassen. Ook geen mensen die columns schrijven of massaal de brievenrubriek van het AD bevolken, maar toch wel degelijk gewone Utrechters. En, om misverstanden te voorkomen, dit zijn ook mensen die soms niet geboren en getogen zijn in Utrecht en hier soms korter dan vijftien jaar wonen. Utrechters zoals deze in de dagelijkse praktijk van onze bestuurders (en sommige) media niet of maar mondjesmaat voorkomen.
Wat mij betreft in de politiek dus ruim baan voor een hartstochtelijke herintroductie/herwaardering van de gewone Utrechter. Nu blijkt uit onderzoeken regelmatig dat de 'gewone' nog wel eens behoren tot de notoire niet stemmers. Tsja, je zult verspreid over de dag maar meerdere stapelbanen hebben en dan tussendoor ook nog naar het stemlokaal moeten. Dan heb je andere dingen aan je hoofd.
Mijn signaal aan de politiek: de Stadhuisbrug, hartstikke hip en okay, maar voor de gewone Utrechter ligt het campagnefront ergens anders. Dus, campagneteams, neem een dag vrij, sta om 04.30 uur op en bezoek de gewone Utrechter in zijn natuurlijke habitat: op de bouwplaats, in het OV, op het schoonmaakadres, tijdens het bevoorraden van winkels, bij het verlaten van de nachtdienst. Als het meezit treft u mij dan ook: een gewone Utrechter (die ook columns schrijft).