Oostveen - Burgeragendering aan 't infuus?
Gepubliceerd: dinsdag 18 juni 2019 10:42
Peter Oostveen - “HET IS GEZIEN, HET IS NIET ONOPGEMERKT GEBLEVEN.” Met dit citaat van Gerard Reve eindigde ik op 17 december vorig jaar mijn laatste column van dat jaar.
Deze column betrof een wervend pleidooi voor het bestuurlijke instrument van de 'burgeragendering'. Daarnaast blies ik de loftrompet over de geestelijke vader van dit instrument, het D66 raadslid Has Bakker.
Wat was ook alweer het geval? In een verwoede poging om in Utrecht de kloof tussen de kiezer en het gemeentebestuur te verkleinen had de heer Bakker bij de gemeenteraad een regeling losgepeuterd om de Utrechter een extra en laagdrempelig middel te bezorgen om de raadsagenda mede te bepalen. Dit was niet zomaar een gelopen race. De heer Bakker moest zich hiervoor, min of meer met gevaar voor eigen leven, een weg banen door de bloeddorstige leeuwenkuil van de gemeenteraad. Echter, hij kwam, zag en overwon.
En toen had de heer Bakker ook wat, de regeling: verzamel honderd mensen voor je (heilige) doel of missie, sprokkel die handtekeningen bij elkaar, dien een verzoek tot burgeragendering in en de gemeenteraad gaat beoordelen of je plan of wens naar een hoger bestuurlijk plan getild kan/moet worden. Een voor de Utrechter belangrijk middel om invloed uit te oefenen op de agenda en besluitvorming van de politiek.
“HET IS GEZIEN, HET IS NIET ONOPGEMERKT GEBLEVEN.” Nou, dat valt tot op heden best wel vies tegen. Of mee, ’t is maar hoe je ’t bekijkt. Tijdens de (best wel stevige) debatten over dit onderwerp spraken raadsleden de zorg uit of door dit middel de toch al zware werkdruk voor de raad niet nog eens buitenproportioneel zou toenemen. Welnu, op dit punt hebben de raadsleden zich nog niet het vuur uit de sloffen hoeven lopen. De Utrechters hebben het middel tot op heden zo goed als links laten liggen.
Alleen de Utrechtse Stichting tegen Geluidsoverlast heeft zich aan burgeragendering gewaagd: een verzoek om in de Algemene Plaatselijke Verordening specifieke artikelen opgenomen te krijgen om burenoverlast tegen te gaan. De actie was een doorslaand succes. Nog voordat de actie de burgeragendering bereikte had de gemeenteraad het college al gevraagd dit te doen. Het college honoreerde het verzoek.
De grote vraag is nu natuurlijk waarom de Utrechter het instrument niet benut?
De Utrechter rolt zich collectief en knorrend als een biggetje om in zijn modderbadje van volle tevredenheid? Huh, nou, onder andere de brievenrubrieken van het AD/Utrechts Nieuwsblad geven geen aanleiding voor deze gedachte. Als ik om me heen luister: mensen balen van ’t rijgedrag van maaltijdbezorgers, op steeds meer plekken in de stad is onder andere het fietsverkeer één grote anarchie, fietsers negeren de verkeersregels op grote schaal; mensen hebben last of gezondheidsklachten door rook als gevolg van barbecues, haarden of vuurkorven. Adequate regels of handhaving hierop ontbreken.
Belangengroeperingen als Binnenstad030, Vrienden van Rijnenburg of de actiegroep tegen het Nieuwe Zandpad halen de hete kolen wel uit ‘t vuur? Dit is maar de vraag, actiegroepen zijn vaak ook onderbezet en kunnen niet alle actiepunten tegelijkertijd oppakken.
Het instrument van burgeragendering is bij inwoners te onbekend? Het is maar de vraag of dit een steekhoudende verklaring kan zijn. Eén belletje met de gemeente, bijvoorbeeld met de raadsgriffie, en je krijgt alle benodigde informatie.
De reden van het gebrek aan belangstelling voor dit instrument is voer voor politicologen en sociologen. Als ik het sentiment om me heen proef dan is het zo dat de belangstelling van veel Utrechters voor het openbaar bestuur laag is. Het gegeven dat Utrecht in maart 2018 tijdens de gemeenteraadsverkiezingen koos voor een gemeentebestuur (vrijwel) zonder lokale- of stadspartijen zegt in dat opzicht heel veel. En het feit dat de gemeenteraad zich nu wel gaat bezinnen op de herbenoeming van burgemeester Jan van Zanen, maar dat zijn naam bij heel veel Utrechters tegelijkertijd ook volslagen onbekend is, is ook een teken aan de wand.
Toch zou het zeer te betreuren zijn als de gemeenteraad op een gegeven moment zou besluiten de regeling voor burgeragendering bij gebrek aan belangstelling weer in te trekken. Het zou de inwoners van Utrecht weer op achterstand zetten. Het gemeentebestuur zou er eveneens aanleiding in kunnen zien zich nog eens lekker om te wentelen in haar badje van zelfgenoegzaamheid/ingenomenheid en vooringenomenheid: “in Utrecht nietsa aan de handa” (ook begrijpelijk voor onze Zuid Europese toeristen en/of stadsbewoners).
Als ik om me heen luister, dan zijn er zat onderwerpen die Utrechters voor burgeragendering in stelling zouden kunnen brengen. Maar, zoals gezegd, de realiteit is weerbarstiger.
De burgeragendering is thans een comateuze, aan het infuus liggende patiënt. Als deze patiënt de ogen voorgoed zou sluiten, dan zou daarmee ook een stukje lokale democratie afsterven.
Onder andere in Utrecht is het zo dat wanneer iemand in eenzaamheid sterft en er niemand is om een uitvaart te verzorgen, dat dan de gemeente zorg draagt voor een waardige uitvaart. Iemand van het Stadsdichtersgilde schrijft dan een passend gedicht en draagt dit voor.
Mocht het zover komen dat de gemeenteraad de stekker uit de burgeragendering trekt, dan kan het Stadsdichtersgilde wat mij betreft een keer verlof krijgen. De gemeente mag mij benaderen voor het voordragen van een gedicht of afscheidswoord. Ik zal bij de kist staan, een krans leggen en bij wijze van afscheidsgroet in ieder geval uitspreken: “JE BENT GEZIEN, JE BENT NIET ONOPGEMERKT GEBLEVEN”.