René van Maarsseveen - Thuis en in mijn directe omgeving hoorde ik in mijn jeugd weinig Uterechs. Maar mijn ouders hadden een slagerij in de Wittevrouwenstraat. En daar kwamen natuurlijk ook mensen met een Uterechs accent, zoals wij dat noemden. Er waren er echter ook enkelen die het ‘rasechte’ Uterechs voltijds spraken.

Het mooiste voorbeeld vonden mijn broertjes en ik de bloemenvrouw uit de Korte Rietsteeg, toen een doodlopende steeg in de Lange Jufferstraat. Het was niet alleen de spraak van deze mevrouw Lettink. De vrouw, die mogelijk op de markten werkte, was ook niet op haar mondje gevallen. En ze wist dat ze Uterechs sprak en wat daarvan de kenmerken waren ten opzichte van het Nederlands.

Gehak met een t

Wanneer ze haar bestelling doorgaf uitte zich dat in fraaie voorbeelden. Daarvan vind ik ‘pond gehak met een t’ nog steeds een van de mooiste. Die staat bij mij in de top-10 van uitspraken. Samen met bijvoorbeeld ‘een patatje met zonder’. Er waren echt mensen die dat zeiden als ze geen mayonaise wilden. Maar het was geen Uterechs. Dat was ‘gehak met een t’ wel.

Het niet uitspreken van de t van gehakt is immer kenmerkend aan het Uterechs. En dat wist mevrouw Lettink.

Tongbeginmedeklinkers

In het boekje ‘Vollekstaol van de stad Uterech’ lees ik dat het weglaten van de t (en d) met luchtstroom te maken heeft. Dialectoloog Harrie Scholtmeijer schrijft het bij de kopje ‘tongbeginmedeklinkers’:

Tongbeginmedeklinkers zijn medeklinkers die worden gevormd door met de tongpunt de luchtstroom langs de tandkas bijna of helemaal af te sluiten. Ze worden in het Stad-Utrechts vaak weggelaten wanneer ze volgen op een klinker of medeklinker.

Weglaten van t en d

Dat weglaten van de t gebeurt niet alleen bij gehakt. In het Uterechs doen zij die de vollekstaol spreken het ook met een d in bijvoorbeeld ‘ik heb het toch gezeg’. En bovendien midden in een woord, aan het eind van een lettergreep. Dat schreef Scholtmeijer overigens ook al in het ‘boekie’:

Het bekendste voorbeeld van de tongbeginmedeklinkers is het weglaten van de d/t aan het einde van een lettergreep of woord. De schrijver Bernard Martens van Vliet helpt hem daarna aan meerdere fraaie voorbeelden, zoals: sin[d]s, go[d]snaam, rech[t]s, huishou[d]ster en bloo[t]shoof[d]s.

Anekdotes

Bij familiebijeenkomsten roept er altijd wel iemand ‘mevrouw Lettink’ of ‘gehak met een t’. Dat is niet per se aanleiding het over haar te hebben. Meestal worden er dan gewoon jeugdherinneringen uitgewisseld. Daarbij kunnen gemakkelijk ook anekdotes over de bloemenvrouw, haar omgeving, het Uterechs of het Utrechtse zitten.

En soms blijkt een gebeurtenis of handeling later pas een anekdote te worden. Als mevrouw Lettink me tegenkwam op straat bijvoorbeeld zei ze niet ‘Ha René’ maar sprak ze me aan met mijn achternaam. Dat klonk ongeveer als ‘ve maorsseföhn’.

Het was een gegeven dat voor mij een anekdote werd tijdens het redigeren van de vijfde druk van het woordenboek van de Uterechse taal. Martens van Vliet gebruikte daarin mijn achternaam als voorbeeld van de Uterechse gewoonte het tussenvoegsel ‘van’ uit te spreken als ‘ve’. Het voorbeeld gebruikte hij overigens ook in eerdere uitgaven, die ik nog niet kende.

Kè je ut sjien, slaoger

Een oude anekdote met mevrouw Lettink is een voorval dat mijn broertjes en ik plaatsen voor de verbouwing van de slagerij. De toonbank stond toen nog haaks ten opzicht van de straat. Het hakblok, waaraan mijn opa werkte, bevond zich achterin de zaak ongeveer in het verlengde van de toonbank.

Op zekere dag stonden er drie studentes in de winkel. Het was een warme zomerse dag. De meisjes droegen zeer korte rokjes. Mijn opa boog zich ver om het hakblok om goed zicht te hebben op de blote benen van de drie jongedames. Op dat moment komt mevrouw Lettink binnen.

In onvervalst Uterechs zegt ze ‘kè je ut sien slaoger. Mot je dichbij komme, kun je ut nog beterder sjien’. Het was de enige keer dat ik mijn grootvader met een rood hoofd zag; oftewel ‘hij kreeg zóne bam’.

Het boekje Vollekstaol en de oproep

Vanzelfsprekend hebben we bij familiebijeenkomsten het boekje ‘Vollekstaol van de stad Uterech’ nu onder handbereik. Dat boekje ligt overigens ook dichtbij tijdens de driemaandelijkse mini-reünies met oud klasgenoten.

Het is een handig boekje om even snel iets op te zoeken over het Uterechs. Of om gewoon even door te bladeren en je te verwonderen. En het blijft een leuk cadeautje voor de (oud)Utrechter.

De oproep van Koos Marsman bij de uitgave van de 6de druk heeft overigens al veel reacties opgeleverd. Hij vroeg (oud)Utrechters met Uterechse verhalen en woorden, die ze bijvoorbeeld missen in het boekje, deze aan hem te mailen (koosmarsman@gmail.com). Gehak zonder t kennie al.