Binnendijk - Het 1,5 meter-dilemma
Gepubliceerd: zaterdag 25 september 2021 07:00
Dik Binnendijk - De anderhalvemetersamenleving bestaat vandaag na anderhalf jaar niet meer. Zeker in het begin liep ik ook tijdens het wandelen in de natuur met een grote boog om mensen heen. En ik maakte daar altijd een grapje over. Hetzelfde deed ik in de supermarkt.
Het-afstand-houden tussen mij en een ander persoon werd steeds minder spastisch, zeker nadat ik mijn vaccinaties had gehad. Zelfs al eerder vergat ik het soms gewoon. Drie weken geleden kwam er ook voor het eerst weer een onbekende mevrouw naast me in de trein zitten. Dat was lang geleden! Ik maakte een kort praatje met haar: “... maar ik ben gevaccineerd, hoor.” “En ik ook, mevrouw” en dat was ons gesprek.
In april 2020 heb ik er een column over geschreven, maar die nooit is gepubliceerd. Daarom nu of nooit: dit tijdsbeeld van ongemak van toen.
Ze kijkt me wat verwilderd aan: een mevrouw van eind zeventig, wat kleiner dan ik, wit golvend haar en een bril op. Ze heeft een damestasje bij zich en in haar rechterhand een kleine plastic tas. Ze staat bij de op maandag altijd gesloten kapper Beau Rivage, hoek Willemstraat-Waterstraat.
Wij zijn de enige twee in de straat. We zitten nog midden in de coronacrisis met vooral lege straten. Ik denk: ‘Die is de weg kwijt … Alzheimer?’ Ik ben vlak bij de brievenbus met een verjaardagskaart voor Kees. ‘Eerst de kaart op de bus doen, anders komt daar vast niets meer van terecht.’ Ik draai me om en mevrouw loopt al naar me toe. Op nog veilige afstand van 1,5 meter vraag ik haar: “Zoekt u wat, mevrouw?” Mijn stem is wat harder dan normaal, want ik heb het gevoel dat ze wat doof is.
Ze vertelt een wat warrig verhaal. Ze had kaarten gekocht in de evangelische winkel en ze had die in de winkel willen beschrijven. Altijd had ze een pen in haar tas, maar nu niet. “Dus ik wil een pen kopen en nu zijn overal alle zaken dicht. Ik kan er nergens een kopen…. Heeft u toevallig een pen bij u, die ik kan kopen.” “In de Willemstraat zijn alle winkels op maandag dicht.” “Het zijn rare tijden, meneer. Alles dicht!” “De Hema is wel open, mevrouw.” Geen reactie. “Ik heb geen pen bij me, mevrouw. Maar ik woon hier vlakbij, dus als u even mee loopt, dan pak ik een pen voor u.” Ze wil me een twee-euromuntstuk geven die ze al in haar hand heeft. “Maar mevrouw, dat hoeft niet. Ik heb allemaal pennen die ik gratis krijg.” Ze dringt aan. “Nee, mevrouw het hoeft echt niet.”
We lopen door de Willemstraat naar mijn huis. Ik realiseer me dat ze inmiddels veel dichter bij me loopt dan de 1,5 meter, die is toegestaan. Ik probeer wat verder van haar af te lopen, maar dat heeft weinig zin: ze blijft dichter naar me toe komen. Dilemma. Ik kan er wat van zeggen, maar dat vind ik dan weer zo onvriendelijk. Dus in godsnaam dan maar 50-100 cm van elkaar.
Ik bedenk me als ze maar paar kaarten heeft, kan ze die ook wel bij mij thuis schrijven. “Zijn het veel kaarten die u wilt schrijven.” Ze houdt het plastic zakje open: helemaal gevuld met kaarten. Nou, dat duurt me toch te lang. Waarom zou iemand uitgerekend nu zoveel kaarten willen schrijven? Pas later realiseer ik me dat we in de week voor Pasen zitten en dat het christelijke paaswensen moeten zijn. Ze was naar de evangelische winkel geweest… de Christelijke boekhandel Sjofar soms, op de Korte Elisabethstraat? Die is in de buurt.
“Het is toch een vreemde tijd met al die gesloten winkels. En nu ook dat weer van vandaag…” Het is zonnig, 21 graden Celsius; eindelijk lenteweer. “…Het komt allemaal van boven....” “De zon zeker,” zeg ik, maar ze bedoelt vast wat anders. Ik ga mijn huis binnen, zij blijft voor de deur staan. Ik kom met een witte ballpoint terug, die ik eerst even uitgeprobeerd heb. “Ja, hij schrijft.” De mevrouw duwt me het twee-euromuntstuk in mijn hand. “Als u hem niet wilt hebben, geeft u hem dan maar aan een goed doel.” “Dat zal ik dan doen.” “Fijn, ik vind u erg aardig.” Ik: “Ik ben blij dat ik u heb kunnen helpen. Prettige dag nog.”
Dan begin ik aan de geplande schoonmaak van mijn werkkamer. En denk na over deze ontmoeting. Op een gegeven moment breekt het zweet me uit. “Ik zal toch geen covid-19 hebben opgelopen…. Geen 1,5 meter afstand gehouden …. zie je wel, God straft onmiddellijk!”