Dik Binnendijk - Deze zomer is het 51 jaar geleden dat ik in Utrecht ben gaan wonen. Ik studeerde toen biologie. Al die tijd heb ik maar twee adressen gehad. Inmiddels woon ik alweer 34 jaar in Wijk C. Daarvoor heb ik tot juni 1986 bijna 17 jaar in het bovenhuis Bellamystraat 11 bis gewoond in de Vogelenbuurt.

De Bellamystraat is een zijstraat van de Weerdsingel Oostzijde. Gert ken ik vanuit die Bellamy-tijd. Hij is een van mijn oudste vrienden, maar woont al jaren in Den Haag. Van Gert kreeg ik onlangs een boekje geschreven door Loe Schout, een buurman van hem. ‘Jacobus Bellamy alias Zelandus. Dichter en patriot in opstandige tijden (1757-1786)’ was net verschenen: 164 pagina’s over het leven van de naamgever van de Bellamystraat.

Boekomslag Jacobus Bellamy. Foto: Dik Binnendijk

Jacobus Bellamy is in Vlissingen geboren. Zijn vader Jacques is een Zwitser; zijn moeder het ‘schoon boerinnetje’ van Walcheren: Sara Hoefnagel. Vader sterft als Jacobus nog maar vijf jaar oud is. Ondanks de armoede kan Jacobus de lagere school afmaken. Op z’n twaalfde wordt hij bakkersknecht.

Zijn eerste gedichten schrijft hij op z’n veertiende. Dichten en literatuur zijn zijn grote passie. Hij wordt ontdekt, krijgt privéles en wordt geïntroduceerd bij een dichtgenootschap. Een aantal Vlissingense notabelen regelen een studiebeurs voor hem, zodat hij theologie in Utrecht kan gaan studeren. Op 13 maart 1782 schrijft Jacobus zijn liefje: “Vaarwel Fransje! Nu ga ik heen. De dag, die mij van u verwijdert, is gekomen.” Vele brieven volgen, maar ze zullen nooit trouwen. 

Bellamy’s roem is hem vooruit gesneld, want in Zeeland is hij al een bekende volksdichter en patriot. Hij wordt snel opgenomen in de kring van Utrechtse patriotten. Zij hebben kritiek op de alleenheerschappij van stadhouder Willem V en willen het bestuur democratiseren. Het eerste jaar woont Bellamy op een kamer aan de Oudegracht bij de Hamburgerbrug; daarna drie jaar op het adres Lange Nieuwstraat 18, dat nu het Bellamy-Huis heet. Patriot Quint Ondaatje is een huisgenoot.

In Utrecht besteedt Bellamy meer tijd aan dichten, schrijven en redigeren van stukken in patriottische bladen dan aan zijn studie. Hij wil helemaal geen predikant worden, maar houdt uiteindelijk in 1785 nog wel een proefpreek. Bellamy onderhoudt contacten met andere dichters en schrijvers onder meer met Betje Wolff en Aagje Deken. Zijn eerste dichtbundel ‘Gezangen mijner jeugd’ komt uit in 1782.

Zijn tweede bundel ‘Vaderlandsche gezangen’ (uit 1782-83) is een verzameling van negen verzen. Deze zijn bijna allemaal eerder gepubliceerd onder zijn schuilnaam Zelandus in het patriottisch tijdschrift ‘Post van den Neder-Rhijn’. Hij is redacteur van twee tijdschriften ‘Proeven voor het verstand, den smaak en het hart’ (1784-1785) en het door hemzelf opgerichte ‘De poëtische spectator’ (1784-1786). Zijn laatste dichtbundel‘Gezangen of Oden’(1785) bestaat vooral uit ernstige, weemoedige gedichten met het centrale thema ‘het wandelen op de weg des levens’. Het patriottisch vuur is verdwenen.

Dat heeft ook te maken met Bellamy’s zwakke gezondheid. Wellicht voelt hij dat zijn dood nadert. In februari 1786 schrijft hij aan zijn Fransje in Vlissingen: “Mijn hoest blijft nogal even hardnekkig en droog. Ik doe niets dan dranken gebruiken die mij ook gedurig met een geweldige braking weer uit de keel komen…” Hij sterft op 11 maart 1786 - 28 jaar oud - en ligt begraven in de Nicolaïkerk. Fransje hoort pas na een paar maanden dat haar geliefde is overleden.

Voor mij blijft de vraag: waarom de Utrechtse Bellamystraat in de Vogelenbuurt ligt en niet in de Dichterswijk. Bellamy was beslist geen vogelaar, maar een voorloper van de romantiek in de dichtkunst. Ik zal toch nog een keer in Het Utrechts Archief moeten duiken om daar achter te komen. 

Loe Schout: Jacobus Bellamy alias Zelandus. Dichter en patriot in opstandige tijden (1757-1786). Uitgeverij: DenBoer|De Ruiter, Vlissingen (2020)

Bellamystraat oneven zijde; huis met rode dak: 11/11bis. Foto: Dik Binnendijk

Bellamystraat even + oneven zijde. Foto: Dik Binnendijk

Gedichten/dichtregels Bellamy

1-ste gedicht; Jacobus net 14 jaar:

Al mijn lust daar ik na haak,

Al mijn ijver al mijn lust,

Is met rijmerij geblust….

 - 

Aan de vrijheid (uit: Vaderlandsche Gezangen)

Geen Vorst moet hier de scepter zwaaien!

(alleen) Een slaaf wordt door dien glans bekoord:

Is dit beroemd en zalig oord 

Moet Vrijheidsstandaard waaien!

 -

Aan de Utrechtse burgers (uit: Post van den Neder-Rhijn)

Kunt ge uw vrijheid niet gevoelen

Wanneer ge u zelf gewapend ziet?

Ja! dat kunt gij, edele burgers!

O! dan huppelt u het hart!

Daar ge reeds, in uw verbeelding, 

’t Woeden van de vijand tart!

 - 

Aan het Utrechts Genootschap van Wapenhandel:

Pro Patria & Libertate (uit: Post van den Neder-Rhijn)

O Burgerij. Behoudt die moed!

Laat nimmer u dat heldenbloed

Door de aders trager vlieten!

Uw ijver heeft een spruit geplant,

Die, door het ganse Vaderland,

Haar wortels heen zal schieten!

 -

Liefde en Wijn

‘k Heb twee bronnen, die de voedsters

Van mijn jeugdig leven zijn:

‘k Leef bij Fillis *) door de Liefde –

Op mijn kamer door de Wijn.

*) Fillis: Bellamy’s troetelnaampje voor Fransje