Binnendijk - Bellamytjes (17): De barkruk
Gepubliceerd: zaterdag 20 november 2021 07:00
Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Tot haar dood in 1976 woonde hij de eerste zeven jaar met z’n hospita, die door de hele buurt ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt hij herinneringen op uit die zeventien jaar Bellamystraat.
Dik Binnendijk - Zoals veel ouderen zal opoe regelmatig over vroeger hebben verteld, maar als twintiger had ik daar maar weinig belangstelling voor. Journalist Dik - die luistert, vragen stelt en ook doorvraagt - moest zich nog duidelijk ontwikkelen. Ik was vooral bezig met mijn eigen leven van milieuactivist en biologiestudent. Toch is één verhaal van opoe me in trefwoorden altijd wel bijgebleven.
Opoe zat alleen in een café in de Willemstraat aan de bar. Ik denk dat ze voor mijn tijd vroeger wel vaker in de kroeg kwam, want haar in 1963 overleden man was kelner. Naast haar zat een man: een enorme praatjesmaker “met een gemene smoel.” Hij lachte vooral hard en misschien deed hij haar oneerbare voorstellen. Opoe: “Ik vertrouwde hem voor geen cent.”
Ze moest naar de wc en liet haar beurs op de bar liggen. Die lag er nog, toen opoe terugkwam. “Maar hij loerde er wel naar.” Toen ze voor de tweede keer naar achteren moest en terugkwam, zat dat onbetrouwbare smoelwerk er nog. Hij lachte luidruchtig... Haar beurs was weg. Opoe: “Ik pak een barkruk en slaat hem zo z’n hersens in!” Einde verhaal... tenminste wat ik ervan onthouden heb.
Opoe was geen groot verteller. In een paar zinnen zette ze haar verhaal neer en drukte zich altijd nogal krachtig uit. Nu vind ik het natuurlijk jammer dat ik toen niet meer heb doorgevraagd. Heb ik überhaupt wel wat gevraagd of gewoon het verhaal voor zoete koek geslikt.
‘Z’n hersens inslaan’ zal wel een ‘tik voor z’n harses’ zijn geweest. Dat opoe de vent het ziekenhuis heeft ingeslagen, geloof ik niet. En of er echt bloed gevloeid heeft, weet ik evenmin. Zo kun je bij dit verhaal natuurlijk nog wel meer vraagtekens zetten. Was die barkruk niet veel te zwaar voor opoe om een goede tik mee uit te delen? Ik heb altijd een beeld van een massieve, zware barkruk voor ogen gehad. Maar bij een mini-onderzoekje in het bruine café ‘t Oude Pierement’ (Willemstraat), café ‘Willem Slok’ (Korte Koestraat) en café-restaurant ‘Bunk’ (Catharijnekade) viel het me op dat hun barkrukken redelijk licht zijn. Daar kun je - ook als vrouw - toch wel een flinke tik mee uitdelen.
Maar, waarom laat je je (tas met) beurs liggen op de bar met zo’n vent naast je? En dat tot twee keer toe! Kijk, ik kan me nog wel voorstellen dat opoe aan die vent niet eerst gevraagd heeft of hij heel toevallig haar beurs had. Haar conclusie: die gemene vent heeft hem gejat! En zonder na te denken handelt ze meteen!
Nu ik er zo over nadenk, herinner me uiterst vaag dat het verhaal goed afliep: de barkeeper had zich over opoes beurs ontfermd. Ze zullen elkaar ongetwijfeld gekend hebben. En of opoe daarna nog haar excuses heeft aangeboden aan de gemene, luidruchtige praatjesmaker... ik weet het niet. Een fijne discussie zullen ze vast niet meer hebben gehad.
Volgende keer: Bellamytjes (18): Opoes dood