Binnendijk – Bellamytjes (13): Vijf uur pruttelen
Gepubliceerd: zaterdag 14 augustus 2021 07:00
Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Tot haar dood in 1976 woonde hij de eerste zeven jaar met z’n hospita, die door de hele buurt ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt hij herinneringen op uit die zeventien jaar.
Dik Binnendijk – In Bellamytjes 11 vroeg mijn overbuurvrouw van nummer 6 zich af of opoe telefoon had. Na even nadenken, dachten we allebei van niet. Maar onlangs flitste het onverwachts door me heen hoe ik heb leren koken. Daarvoor belde ik regelmatig met mijn moeder. “Ma, hoe lang moet ik aardappels laten koken.... en bloemkool?”
Dus er was wel telefoon. Hij hing aan de halve meter muur tussen de achterkamerdeur en die van opoes keuken. Onder de telefoon was een plankje waarop het telefoonboek lag. En ik herinner me dat er een zwart vierkant kastje was voor de telefoontikken als je zelf belde. Die tikken schreef je op in het belschrift. Er lag ook een ballpoint die met een touwtje was vastgemaakt.
Opoe nam wel de telefoon aan, maar belde zelf nooit. Meestal vroeg ze aan mij - of wie er binnen was - om iemand even te bellen. Was er contact dan gaf je de hoorn aan opoe. Zij was ongeveer even oud als mijn grootouders. Ik herinner me dat mijn opa van moederskant ook nooit belde. Hij zei daarover: “Mijn vingers zijn veel te dik, die passen niet in de gaatjes van de draaischijf.” Mijn beide oma’s waren degenen die belden.
Terug naar het koken. Ik heb een paar keer gegeten bij opoe, maar dat was geen culinair feest. Opoe was vooral van de gekookte en geprakte aardappels, groente en een stukkie vlees met een flinke lepel jus daaroverheen. Haar zoon was slager en nam regelmatig vlees mee. Vooral speklappen, daar was opoe dol op. Meestal werd alles ‘plat’ gekookt. Zo stond de hachee altijd een uur of vijf te pruttelen op de haard of een petroleumstel.
Haar eten viel als een blok beton in je maag en het was natuurlijk overgaar, zodat je niet hoefde te kauwen. Opoe had nooit haar gebit in, ook niet tijdens het eten. Ik denk dat dat gewoon slecht zat. Als ze haar gebit wel in had, dan ging ze een dagje uit. Haar gezicht met tanden veranderde totaal. Zodra ze weer thuis was, ging het gebit meteen uit: opoe werd dan weer opoe. Een appel heb ik haar nooit zien eten.
Behalve de adviezen van mijn moeder aan de telefoon heb ik leren koken uit Elseviers Pocketkookboek van E.H.A. Nakken-Rövekamp (5-de druk 1969). Het boek was gelijmd, niet genaaid; dus nu liggen al jaren de bladzijden los. Een post-elastiek houdt de zaak bij elkaar. Inmiddels heb ik een meter koekboeken waaronder ook Het Haags Kookboek van oma Binnendijk. Het is de 34-ste herziene druk uit 1959 geschreven door F.M. Stollen en W.H. De Groot. Beiden waren lerares op de Huishoudschool aan de Laan van Meerdervoort in ’s-Gravenhage. Het was het standaardkookboek uit die tijd. Ik kijk er nog maar zelden in, net zoals in de anderhalve meter plastic verzamelboekjes met AH-receptkaarten.
Mijn kooktijd is weer gehalveerd ten opzichte van de adviezen van mijn moeder en zeker die van de oude kookboeken. Alles moet ‘beetgaar’ zijn. De echte studenteneenpansmaaltijden zijn al jaren vervangen door meer creatievere diners. En ik ben veel meer gaan wokken en Aziatisch gaan koken. Tegenwoordig heb ik het liefst een recept voor m’n neus dat ik van internet heb geplukt, waar ik op varieer. Een nadeel van dat gevarieer is dan dat de kans dat het eten mislukt, groter wordt.
Heb ik in die eerste twintig maanden Bellamystraat ooit voor opoe gekookt? Toen woonde ik nog op dezelfde etage als zij en kon ik haar keuken gebruiken. Ik kan het me niet herinneren. Misschien heb ik ooit eens macaroni met ham en kaas voor haar klaar gemaakt. Dat eten hoef je ook nauwelijks te kauwen. Maar zo ja, dan hebben we wel vroeg gegeten, want opoe at meestal rond vijf uur warm; ik zeker anderhalf uur later. Het grote voordeel was dat we elkaar bij het koken niet in de weg liepen.
Volgende keer: Bellamytjes (14): De vlijtige lies en de duivel