Binnendijk – Bellamytje (5): Praten als Brugman
Gepubliceerd: zaterdag 20 maart 2021 07:00
Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Tot haar dood in 1976 woonde hij de eerste zeven jaar met z’n hospita, die door de hele buurt ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt hij herinneringen op uit die zeventien jaar Bellamystraat.
Dik Binnendijk – Het ging niet altijd goed, schreef ik in Bellamytje nr. 4. Dat sloeg op het betalen van al die geldophalers die bij opoe langs de deur kwamen: dus huurbaas, ziekenfonds, dooienfonds, melkboer, groenteman enzovoorts. Het was vaak het ene gat met het andere gat vullen.
Naast de kamerhuur had opoe natuurlijk ook AOW. Dat inde ze elke maand via een cheque op het postkantoor op de Neude. Kees, de lievelingskleinzoon van opoe, wist exact wanneer ze weer geld in huis had. Hij was vaak bij z’n opoe en bleef ook regelmatig slapen, toen de achterkamer vrijkwam omdat ik boven was gaan wonen. Kees had zo nu en dan een baantje, maar hield dat nooit lang vol. In ieder geval had hij continu geldgebrek. Het lukte hem altijd om weer wat van opoe toegestopt te krijgen. “Ach neem maar mee, jochie!”
En zo kwam het regelmatig voor dat opoe geen geld had voor een geldophaler. “Ik betaal de volgende keer wel.” Het bedrag kon flink oplopen en als ze eindelijk moest betalen, kon een ander wel weer even op z’n centen wachten. En ja, ook ik schoot zo nu en dan voor. Dat waren alleen kleine bedragen, die de maand erop weer verrekend werden met mijn kamerhuur.
Daar kwam verandering in toen de AOW-cheques werden afgeschaft. De AOW’ers konden hun maandelijkse geld alleen nog krijgen via een bank- of girorekening. Omdat opoe absoluut niet wist hoe dat moest, heb ik een rekening voor haar aangevraagd. Ik deed dat natuurlijk in overleg met haar zoon. Deze girorekening heb ik ook beheerd tot haar dood in 1976. Opoe moest wel zelf handtekeningen zetten. Zo heb ik ervoor kunnen zorgen dat alle vaste lasten automatisch werden afgeschreven.
Bij het organiseren daarvan merkte ik tot mijn grote schrik dat opoe bij Ziekenzorg al een halfjaar was uitgeschreven. De Ziekenzorgbode (geldophalers van ziekenfondsen werden bodes genoemd) zal na de derde keer tevergeefs te zijn langs geweest gedacht hebben: “Weer geen geld! Nou, barst dan maar!” Een dure particuliere zorgverzekering was nog de enige mogelijkheid, maar de premie daarvoor kon opoe absoluut niet betalen.
Ik moest daar altijd even aan denken als ik over de Catharijnesingel langs Boots Apotheek Ziekenzorg fietste op het hoekje bij het Moreelsepark. De naam Ziekenzorg zegt het al: in dit pand zat het vroegere ziekenfonds met hun eigen apotheek. Daar hebben mijn etagegenoot Ton en ik regelmatig medicijnen opgehaald voor opoe. Het hoekpand staat nu al een paar jaar leeg. De apotheek is verhuisd naar het Stationsplein.
In de beginjaren zeventig ben ik één keer in het Ziekenzorgkantoor geweest boven de apotheek. Ik heb daar toen moeten praten als Brugman om opoe weer in het ziekenfonds te krijgen. Het bleek dat ze een betalingsachterstand had van minstens een half jaar. Een geluk dat ze in dat jaar niet ziek geworden is. Ik kon aantonen dat opoe voortaan automatisch zou gaan betalen en dat ik die girorekening beheerde. Nou, ze wilden haar wel weer ‘terugnemen’ als ze ook haar opgelopen schuld in maandelijkse termijnen zou betalen. En zo is het ook gebeurd. De mens telde toen nog en niet het algoritme van de computer.
Via die girorekening kwam er regelmaat in het uitgavenpatroon van opoe. Natuurlijk zorgde ik ervoor dat ze voldoende huishoudgeld kreeg. Voor Kees bleef er niet zoveel meer over. Op zich was hij een aardige jongen. Je kon met hem lachen. Maar hij had zo zijn eigen methodes om aan geld te komen.