Paul Bersee - Uterech heb... een romantisch rosarium in de wijk Oudwijk. Het ligt daar al een tijdje, vanaf 1913, toen het werd geopend als eerste openbare rozentuin in Nederland. De rozen van destijds zijn inmiddels wel allemaal vervangen door soorten die beter tegen het klimaat en tegen ziektes kunnen.

Tot zover het verleden.

Sinds ik in Utrecht-Oost woon, bezoek ik deze rozentuin een paar keer per jaar om een moment van intense ontspanning te beleven. Het is een fraai en goed onderhouden stukje natuur in de stad, met of zonder bloeiende rozen, gelegen tussen het alombekende Wilhelminapark en een al net zo bekende begraafplaats. Desondanks weet het op de een of andere manier het massatoerisme buiten het gietijzeren hekwerk te houden.

Zo ook op een maandag tegen het eind van de ochtend. Op het eerste gezicht zie ik geen andere bezoekers. Ik bereid me voor op een genoeglijk halfuurtje tussen de uitbundig geurende rozen met opwindende zomerkleuren en uitzicht op een ijverige fontein. De zon is gul vandaag.

Opgetogen zet ik mijn fiets in de enige wielklem bij de ingang. Het hek staat open en ik stap op het grind. Voor mij ligt de fontein, het idyllische middelpunt van het rozenparkje. Minder sprookjesachtig is het bankje met daarop een jonge vrouw, verdiept in een boek. Ze straalt in alles uit dat ze niet gestoord wil worden: benen over elkaar geslagen, elleboog steunend op de bovenkant van haar dij en het hoofd met lange blonde haren rustend op een vuist.

Dat heb ik weer, denk ik teleurgesteld. Ik weet niet wat te doen en sta daarom besluiteloos stokstijf stil op het pad bij de ingang.

Ik stel me aan.

Is dat nu zo erg? Een jonge vrouw op een bankje in een stil rozentuintje met een oppervlakte van 40 bij 80 meter.

Ja, dat is op dit moment heel erg! Ik wil haar niet lastigvallen. Dat overkomt haar misschien vaker dan haar lief is en hier zoekt ze beschutting. Ik wil niet de indruk wekken dat ik het rosarium binnen ben gestapt om haar het hof te maken of om haar met vulgaire praatjes lastig te vallen. Ik wil niet dat ze denkt dat ik een onstuimige testosteronbom ben.

Tja, het stoort me als ze dat zou denken. Omdat ik het misplaatst gedrag vind en ik hoop dat niemand mij ooit van dergelijk lomp gedrag zal beschuldigen. En vooral deze jonge boekenwurm niet.

Ze kijkt nog steeds met veel aandacht in haar boek. Ik maak geen deel uit van haar leven.

Wat zou ze lezen? Is het een studieboek? Heeft ze al een baan? Woont ze in een huis of in een studentenkamer? Staat in dat huis een boekenkast waar ze dat boek in kan zetten? Gaat ze vanavond bij iemand eten? Houdt ze van spruitjes met aardappels, net als ik?

Natuurlijk niet!

Ik draal te lang naar mijn zin. Mijn plan is om een pad te kiezen en ondertussen aan wat rozen te snuffelen. Naar rechts? Daar staat de Rhapsody in Blue. Of naar links? Langs de Sebastian Knijpp?

Nog voordat ik mijn strategie kan uitvoeren, gaat een sirene af en even later nog een. Ze gillen onafgebroken een tijdje door. Het is de maandelijkse test van het luchtalarm bij een ramp of een zwaar ongeval. En ik kan u verzekeren: aan die sirenes mankeert werkelijk helemaal niets. Ze klinken steeds luider en alsmaar dreigender. Ruim een minuut duurt het.

Een beangstigend kabaal!

De jonge vrouw kijkt op van haar boek en loert met een knorrige blik in mijn richting.

Snel loop ik naar mijn fiets en haast me naar huis om ramen en deuren te sluiten en het nieuws op de radio te volgen…