De Utrechtse Lenie de Leeuw vertelde afgelopen maandag bij de dodenherdenking bij het monument voor de gevallen spoorwegmensen in het Moreelsepark haar familieverhaal. Ook bij het Maliebaanstation vertelde ze enkele keren daar dit aangrijpende relaas over een Joodse bakkersfamilie.

Ik, Lenie, kleindochter, dochter en zusje, ik denk aan de vele familieleden die het heel slecht hebben gehad, vaak al voor, in en na de oorlog. Velen zijn nooit teruggekomen. Vermoord om wie ze waren..., om hun Joods zijn!

Oma, vermoord op de operatietafel waar zij geholpen zou worden aan een blindedarmontsteking. In de steek gelaten door een foute arts toen hij merkte dat hij een Joodse vrouw aan het opereren was. Toen de begrafenisstoet langs kwam werd er geklapt en gelachen, weer een Jood minder!

Opa gevlucht, ondergedoken, verraden! Daar kon je wel zeven gulden en 50 cent kopgeld voor krijgen; Uit huis gehaald door de Utrechtse politie en geïnterneerd.

Ik heb nog een kaart van opa; 1943 Westerbork/barak 61/ bed 479 met het vriendelijke verzoek om levensmiddelen en een badhanddoek.... vier weken later is mijn opa in Sobibor vergast.

Mijn vader heeft tot aan zijn dood in 2001op 88-jarige leeftijd, hoe symbolisch in de nacht van 4 op 5 Mei, altijd op TV tijdens documentaires gezocht naar een glimp van zijn vader.

En dan denk ik aan mijn vader; In ‘35 getrouwd begonnen zij samen een koosjere banketbakkerij met lunchroom op de Lijnmarkt hier in Utrecht.

Mijn vader werd opgeroepen voor de mobilisatie in 1940. Als kok in een ondergrondse keuken op de Grebbeberg. Hutspot met worst voor 400 manschappen. De laatste pot vergiftigde hij bij de capitulatie. Stel dat de vijand ervan zou eten.

Mijn vader gevangen genomen, werd depressief, door een kameraad gered van een zelfmoord poging. Na thuiskomst trof hij een bord op de zaak: Alleen voor Joden.

Mijn moeder had met de knechten Bram en Alex de zaak draaiende gehouden. Toen zij zich na oproep moesten melden heeft mijn vader aangeboden hun onderduik te betalen, maar ze weigerden... Alex vertrouwend op God, Bram bang dat zijn familie iets zou overkomen... beiden zijn nooit teruggekomen.

Mijn vader mocht bakken bij bakker Nijenhuis op de Springweg toen hijzelf niet meer genoeg kolen kreeg. Mijn ouders konden daar ook schuilen tijdens razzia’s.

In ‘42 kreeg mijn vader, via de Joodse Raad, opdracht van de Duitsers om koosjere krentenbollen uit te delen op dinsdagavond als het donker was op het Maliebaanstation.

1224 onschuldige mensen zijn vanaf het Maliebaanstation op transport gegaan, waaronder vele bekenden en klanten. "Stop die bakker er ook maar bij!" Dat werd in ‘43 gezegd, toen er niet meer genoeg Joden waren. Mijn vader is gevlucht tussen de wagons door en ondergedoken.

Mijn broer van toen 6 jaar hebben mijn ouders... hoe moeilijk, hoe moedig meegegeven aan het verzet via de Utrechtse studentenvereniging. Maar liefst 21 onderduikadressen heeft hij gehad; hij zei eens ik had wel 23 moeders.

Mijn ouders hadden ook meerdere onderduik adressen, moeilijke en angstige tijden. Hun voedselbonnen via het verzet werden ingepikt en misbruikt en zij leden honger. Meerdere keren zijn zij op straat gezet.  

En toen alles voorbij was; Utrecht was niet blij met hen die overleefden en terugkwamen. Mijn vader, de Joodse bakker, is nooit gecompenseerd, hij kon immers niets bewijzen, hij had geen bonnetjes.

Zelfs hun in vertrouwen in bewaring gegeven en teruggekregen geld via bakker Nijenhuis werd gevorderd voor niet betaalde belasting tijdens hun onderduik.

Voor hun via via gekregen gedeelde woning in de Zadelstraat moesten zij zelfs betalen voor een metalen bed, een vloerkleed en 2 houten kistjes om op te zitten. Spullen geroofd van hen die NIET waren terug gekomen.

Mijn 12,5 jaar oudere grote broer is bij toeval 9 maanden na de bevrijding terug gevonden. Mijn ouders hadden gerouwd, gedacht dat ook hij dood was. Hij kwam, bleek later, terug met een hechtingsprobleem, kon nooit meer gewoon mensen vertrouwen, sprak veelal over iets en iemand, noemde geen namen. Alles kon immers tegen je gebruikt worden.

Tot aan zijn dood, 6 jaar geleden, kon hij niet over de oorlog praten en wilde hij niet weten dat hij Joods was.

Ik ben geboren in 1949, na deze vreselijke oorlog, draag al het voorgaande nog steeds in  mijn rugzak met me mee. 2e Generatie problematiek wordt dat genoemd, waar ik nu nog steeds hulpvoor nodig heb.

In deze periode herdenken wij, herdenk ik hier nog intenser dan anders. Het verleden van mijn familie en alle anderen mag nooit... mag nooit de toekomst worden van onze kinderen en kleinkinderen.

Het Joods monument voor de uit Utrecht gedeporteerde joden op de Joodse Begraafplaats. Foto: Ton van den Berg