Utrecht wil bloemenstad zijn
Gepubliceerd: woensdag 10 februari 2016 16:33
Door Louis Engelman - Of Utrecht een bloemenstad is? Over die vraag hoeft Joop Spaans van de gemeentelijke dienst Stadsbedrijven niet lang na te denken. ‘Jazeker’, zegt hij. ‘Kijk maar naar de enorme oppervlakte aan bloemrijke gebieden.’ Tezamen beslaan die binnen de gemeente zeker 375 hectaren, wat neerkomt op circa 500 voetbalvelden vol bloemen.
Utrecht kan volgens Spaans daarom de vergelijking met de vele Franse bloemensteden (villes fleuris) met gemak doorstaan. Maar het kan hem niet kleurig genoeg zijn. ‘Hoe meer bloemen hoe beter.’
Sinds mei vorig jaar is Joop Spaans (60) binnen de Stafgroep Wijkonderhoud en Service één van de ‘adviseurs bijzonder gebruik openbare ruimte’ van Stadsbedrijven. Daarmee draagt hij medeverantwoordelijkheid voor de bloemenpracht die straks weer in de parken, plantsoenen, middenbermen en groenstroken te zien zal zijn.
Nu al steken de witte sneeuwklokjes, paarse krokussen en gele narcissen boven het jonge gras uit. Spaans kan daar geweldig van genieten. Een schitterend bloemenveld vervult hem met trots over het werk dat zijn dienst verricht.
Hij noemt zichzelf een autodidact op het gebied van bloemen. Op 17-jarige leeftijd trad hij na de Tuinbouwschool in dienst bij een hovenier om kort daarna de overstap naar de gemeente Utrecht te maken.
Zijn eerste project vormde Park Bloeyendael aan de oostkant van de stad. Architect Hans Pemmelaar ontwikkelde daar in 1976 een gebied dat op biologisch verantwoorde manier het landschap van de voormalige buitenplaats moest terugbrengen. ‘Zeer geslaagd’, vindt Spaans, ‘want het is gelukt om binnen de stadsgrenzen de stilte van de natuur te behouden.’
Deze vorm van natuurbeheer heeft hem daarna altijd geboeid. Ook in andere functies binnen de groendiensten van de gemeente is hij deze roeping trouw gebleven. Zo was hij tot vorig jaar rentmeester van de landgoederen Amelisweerd, Rijnauwen en van het Maximapark. ‘Ik zit dus al meer dan veertig jaar in het vak’, memoreert hij.
Met post-hbo-cursussen in Boskoop breidde Spaans zijn kennis uit over de cultuurhistorie van bloemen en planten, bosbouw en landschapsbeheer. Met name wilde bloemen hebben zijn voorkeur.
En juist die richting is Utrecht ingeslagen. Want geur- en vlindertuinen vormen al een paar jaar het referentiekader. Daartoe is een samenwerking gezocht met de Nederlandse BijenhoudersVereniging. Wat erin heeft geresulteerd dat bijvoorbeeld een ‘verwilderde’ plant als de sierui vaker wordt gebruikt. Dergelijke bloemsoorten zijn volgens Spaans ook gunstig voor de fauna. ‘Er komen hommels, bijen en andere insecten op af. En daarvan profiteren de vogels weer.’
In de middenbermen van drukke verkeerswegen, zoals de Cartesiusweg en de Kardinaal de Jonghweg is een andere trend zichtbaar geworden. Op die groenstroken is gekozen voor planten die elkaar in bloei opvolgen. Te beginnen met de gele narcissen in het voorjaar tot aan de paarse asters in de herfst. ‘Zo blijft er steeds wat te genieten’, aldus Spaans.
Ook verkeerstechnisch hebben deze bloemenvelden volgens hem een functie. ‘Het blijkt dat ze een temperende invloed hebben op het rijgedrag van de automobilist, waardoor de gemiddelde snelheid omlaag gaat.’
Net als in de Franse steden fleurt Utrecht haar stedelijke gebied op met ‘hanging baskets’. Twee derde van die aan palen bevestigde bloembakken zijn in het centrum terug te vinden. Vorig jaar telde de stad er circa 1100. Toen kleurden de bloemen vanwege de start van de Tour de France vooral rood en wit. Nu komen de hanggeraniums en petunia’s weer in alle tinten terug.
De bakken worden voornamelijk opgehangen in winkelgebieden. De gemeente werkt daarbij samen met winkeliersverenigingen, die een deel van de kosten betalen. Maar ook burgers kunnen in het kader van ‘Utrecht maken we samen’ via het wijkbureau met initiatieven komen om hun straat op te fleuren.
Spaans legt uit dat de hangende planten ‘zelfschonend’ zijn. Wat inhoudt dat ze zelf hun verwelkte bloemen afwerpen om nieuwe knoppen tot ontwikkeling te brengen. Medewerkers van de UW-bedrijven zorgen ervoor dat de planten genoeg water krijgen. Vloeibare mest gaat daarin mee zodat de bloemen voldoende voedsel hebben om te bloeien. Op die manier blijven de bakken tussen half mei en half oktober het stadsgezicht opsieren.
Voor zijn advieswerk haalt Joop Spaans zijn inspiratie uit drie bronnen. Dat zijn de Engelse tuinen in Groot Brittannië, waar hij graag op bezoek gaat. Voorts beschouwt hij het bloemenboek van de Franse schilder Claude Monet als een belangrijk naslagwerk. En aan zijn eigen tuin in Bunnik ontleent hij veel creativiteit om tot nieuwe ideeën te komen.
Gevraagd naar zijn favoriete bloem moet hij diep nadenken. ‘Het zijn er zoveel’, verzucht hij. ‘Maar als je aandringt dan vind ik de sneeuwklokjes na de winter wel heel mooi, de zonnebloemen in de zomer en de waterlelies in de herfst. Maar eigenlijk zijn er geen lelijke bloemen.’