Mijn vader, de jonggestorven C.C.S. Crone en zijn Utrechtse verhalen
Gepubliceerd: maandag 6 oktober 2014 20:00
Op het Stadsplateau bij het nieuwe Stadskantoor wordt de tekst 'En hoe verder hij ging, des te langer was zijn terugweg' zichtbaar gemaakt. Het is van C.C.S. Crone (1914-1951) die bekend staat als de meest Utrechtse schrijver. Hij beschreef de sfeer in straten en pleinen in de zuidelijke binnenstad van Utrecht. Een gesprek met zijn dochter Joanna Crone.
Interview door Jan Jansen
Joanna Crone (67) was vier toen haar vader in 1951 op zesendertig jarige leeftijd plotseling aan polio overleed. Toch wordt ze veelvuldig geconfronteerd met poëtische teksten van haar vader. Deze staan op een aantal door Crone beschreven locaties in de stad, groot op de gevels van panden geschilderd.
“Het weinige dat ik mij herinner is de drukke begrafenis van mijn vader”, vertelt ze. “Hij was ook niet veel thuis want hij werkte als propaganda-chef bij de Algemene Kunstzijde Unie, nu AKZO Nobel, in Arnhem, hetgeen veel reizen door Europa inhield. Nu zou je zijn functie P.R.manager noemen. Ons gezin bestond uit vier kinderen, waarvan ik de op een na oudste ben.”
Na haar vaders overlijden heeft haar moeder de kinderen opgevoed in de sfeer van haar vader, met literatuur, kunst, muziekles, ballet. “Al jong mochten wij met mijn moeder mee naar voorstellingen van Toneelgroep Theater in de schouwburg. We groeiden op tot vier kunstzinnige kinderen. Op de middelbare school kregen wij als kinderen Crone van de docenten Nederlands altijd speciale aandacht. Mijn vader bleef na zijn dood door zijn bekendheid bij ons in het gezin en ook bij onze vrienden een bijzondere plaats innemen. Als wij thuis over hem spraken hadden we het vaak over C.C.S, de voorletters van zijn naam. Ook in latere publicaties werd hij altijd C.C.S Crone genoemd. Zijn voornaam Kees was bij weinigen bekend.”
“In 1971, inmiddels getrouwd, konden we een etage huren in een groot pand aan het Stationsplein in Utrecht, tegenover het Buurstation. We hebben toen nog Holiday Inn zien bouwen. Het is de buurt waar Sylvia Kristel haar jeugd doorbracht. Haar vader was hotelier van hotel Du Commerce om de hoek van de Stationsstraat. Het station en het stationsgebied stonden al op de slooplijst voor de bouw van Hoog Catharijne. Het was op het laatst wel angstig wonen met de drugsoverlast en brandstichting in al die leegstaande panden. Het unieke verzameld werk van mijn vader, de eerste druk van het boek ‘De Schuiftrompet’ heb ik toen maar voor de zekerheid in veiligheid gebracht bij mijn moeder.”
Crone krijgt pas na zijn dood grote literaire waardering door ondermeer Simon Carmiggelt. Hij en Simon Carmiggelt hadden een vergelijkbare schrijfstijl, het door scherpe observaties beschrijven van menselijke emoties. Bij Crone zijn de straten, pleinen, sloppen en stegen in Utrecht het decor van het levensverhaal van de kleine burger.
Tijdens zijn zwerftochten schreef hij ter plaatse zijn waarnemingen op kleine strookjes papier zoals bijvoorbeeld: ‘Zo’n straat, waar de overbuur het dadelijk zag, als je je vrouw er fijntjes in haar billen kneep.’ Of zoals: ‘Het kamermeisje bewreef den spiegel terwijl hij zich ervoor stond te scheren. Haar blote armen voor zijn gezicht. Hij bloosde onder het zeepschuim maar ze wist het toch’. Of zoals: ‘O, wat heb ik het koud zei ze, mijn billen klapperen in mijn broek. En allemaal kregen ze er onzedelijke gedachten bij.’
Het zijn stuk voor stuk spontane ingevingen en waarnemingen die leidden tot gevoelige teksten. Crones verhalen geven een bijzondere inkijk in zijn eigen zielenroerselen en bieden de lezer een sfeervol tijdsbeeld van het leven van de kleine man in de Utrechtse binnenstad.
Beeldend kunstenaar
Joanna Crone is geen schrijvend maar beeldend kunstenaar geworden. Ze omschrijft zich desgevraagd als een gedreven mens, iemand die open staat voor schoonheid. “Deze gave heb ik meegekregen van mijn vader. Ik werk ondermeer met installatiedraad, metalen zoals koperdraad en andere vaak restmaterialen. Zonder me met mijn vader te vergelijken, voel ik overeenkomsten tussen zijn beeldende taal en mijn beeldtaal.”
Joanna’s jongste broer Frans Crone (1950-2007) heeft zich enorm ingezet om de literaire nalatenschap van zijn vader over te dragen. Hij schreef in 2001 het boek ‘Het Utrecht van C.C.S. Crone, vijf wandelingen’. Het is een nauwgezette reconstructie van vijf van de wandelingen die zijn vader gemaakt heeft en hoe hij zijn waarnemingen heeft beschreven.
Een voorbeeld uit een wandeling van Crone door de Springweg rechtsaf de Zilverstaat - voorheen Zilversteeg - in: ‘Hun kindje werd in februari geboren, en het leefde niet. Ze bracht de wollen kleertjes op een waterkille ochtend naar de Zilversteeg; daar werd in een gezin het negende verwacht. De vrouw lag zwaar hijgend op een bed van vodden. Het was ook altijd wat, klaagde ze, maar zelden iets goeds, en de steun liet aan een man niet veel vertier. De arme zondaar keerde juist terug van stempelen; de kinders waren stil, zo gauw ze bij de deur stappen hoorden.’
Joanna Crone is trots op de erkenning en literaire nalatenschap van haar vader. Deze erkenning is ‘becroond’ met het plaatsen van het beeld ‘Man met schuiftrompet’ door de Amsterdamse beeldhouwer Hans Baijens vervaardigd. Het beeldje is door Crones weduwe onthuld in 1979 en heeft een prachtplek in de Bruntenhof. Joanna Crone: “Al lopend door de binnenstad herken ik telkens de plekken die mijn vader nu al weer zo’n vijfenzeventig jaar geleden beschreef. De ellende van die tijd is nu vrijwel geheel verdwenen maar de staatnamen en plekken bestaan nog steeds.”
C.C.S (roepnaam Kees) Crone werd wel een groot wandelaar genoemd. In al zijn verhalen wordt gewandeld. Het stukje stad dat hij bestreek lag tussen de Dom en het Ledig Erf. Alle bijzondere figuren die daarbij horen komen in Crones verhalen tot leven. Hij schreef tien korte verhalen en drie novellen. Crone, een Utrechtse schrijver die deernis toonde met de kleine sappelaars en dit met veel gevoel beschreef zoals bijvoorbeeld: ‘Opa kneep zijn kleinkinderen altijd in hun wang. Hij deed dat veel te hard maar niemand huilde, want hij bedoelde het zo vriendelijk’. Of zoals: ‘Hij nam haar handje in zijn handen, wist er niets mee te doen en legde het voorzichtig weer neer op het tafeltje’. Simon Carmiggelt was een bewonderaar en noemde Crone eens de meest miskende schrijver van de Nederlandse literatuur.