Merwedekanaalzone (1) - Het land van mijn moeder
Gepubliceerd: maandag 21 januari 2019 06:00
Journalist Louis Engelman doet verslag van de wijze waarop vastgoedavonturiers tientallen miljoenen euro's binnensleepten in een nieuw te bouwen Utrechtse wijk: de Merwedekanaalzone.
Opeens moest ik aan mijn moeder denken. Want die Merwedekanaalzone, waarin Utrecht in de komende tien tot vijftien jaar zes- tot negenduizend huizen wil gaan bouwen, was haar gebied. Met eindeloos boerenland achter de Hofstede Ruimzicht aan de Kanaalweg 28, waar zij bijna honderd jaar terug (mei 1919) werd geboren.
Een heel gelukkige start kon je het niet noemen. Want als 13e kind van het goed katholieke gezin Van Kuijk – de miskramen nog even niet meegerekend – werd zij meteen de laatste in de rij. Haar moeder stierf een maand later. Greetje werd vervolgens vooral door haar oudere broers en zussen opgevoed. Tante Riek was haar favoriet.
Met zoveel familie om zich heen heeft zij haar moeder nooit echt gemist. In haar verhalen over de boerderij, die toen nog op het grondgebied van de gemeente Jutphaas stond, klonk juist veel vrolijkheid door. Over ‘de jongens’ die op zondagmiddag steevast gingen kaarten (rikken), over de prachtige auto die een van hen kocht, over de ‘lovers’ die voor de zussen het erf op kwamen rijden en er door haar broers soms onmiddellijk weer werden afgemieterd.
Trots was ze op haar vader die het boerenbedrijf met veel koeien en enkele paarden draaiend hield om zijn gezin te onderhouden. En die in 1936 achter de hofstede het initiatief nam tot IJsbaan Ruimzicht. De krantenfoto waarop zij samen met burgemeester Jan Hamers van Jutphaas op schaatsen de baan opende heeft ze tot haar overlijden (op 96-jarige leeftijd) bewaard.
In die tijd liep het polderland vanaf het Merwedekanaal ononderbroken door tot het dorp Jutphaas. Er was nog geen sprake van Rijksweg 12 (1942) en het Amsterdam-Rijnkanaal werd pas in 1952 geopend. Het ‘Groene Hart’ grensde in het begin van de twintigste eeuw nog gewoon aan de Vaartsche Rijn en na 1920 aan de Rivierenwijk. Pas bij de grenswijziging van 1954 viel het gebied toe aan Utrecht en konden Transwijk en het Kanaleneiland worden gebouwd.
Over de huidige voorgenomen ontwikkelingen in ‘haar polder’ zou mijn moeder vast positief zijn geweest. Want ze was stads en modern. Maar ze zou absoluut met een kritische blik de uitvoering hebben gevolgd en had zeker haar verontwaardiging laten merken over grondspeculatie en over de geringe transparantie van firma’s die grote stukken grond nu in eigendom hebben.
Veel zou ze overigens in de zone niet meer hebben herkend. Het beeld van vroeger was al verdwenen toen de industrie zich er vanaf de jaren zestig had gevestigd, met drukkerijen, kantoren en de busremise. Natuurlijk zou ze zich nog wel de naast de boerderij gebouwde pottenbakkersfabriek van Mobach (1895) herinneren en de wat verderop gelegen Villa Jongerius (1938). Nog steeds karakteristieke panden.
Maar van de grootse plannen van Utrecht in dit bijna 60 hectare grote gebied, tussen de Dr. M.A. Tellegenlaan (tegenover de Veilinghaven) en de rijksweg, zou ze zich waarschijnlijk geen voorstelling kunnen maken. Eerder zou ze zich erover verwonderen hoe de stad op dat beperkte stuk grond een wijk met tussen de zes- en negenduizend woningen wil realiseren.
Morgen deel 2: Op het verkeerde been