Jansen-interviews - De optimistische jeugdjaren in Oog in Al
Gepubliceerd: zaterdag 1 april 2017 07:00
Ouderen van nu zijn opgegroeid in enerverende naoorlogse jaren vol optimisme. Vooral in de jaren zestig braken jongeren zich los van verkalkte tradities en ontstond er een ware jongerenrevolutie. Kees van den Berg (68) heeft warme herinneringen.
Interview door Jan Jansen
Herinneringen aan de optimistische jaren zestig in Oog in Al
Begin jaren zestig nam de economische groei en welvaart spectaculair toe en ontrukten jongeren zich massaal aan de bedompte sfeer van de verzuiling en de verstarde gezinsideologie. Nederland werd overspoeld met Amerikaanse, nieuwe producten die vooral bestonden uit huishoudelijke spullen als wasmachines, stofzuigers, koelkasten en daardoor het gezinsleven veraangenaamden. Nieuwe woonwijken met ruime woningen werden uit de grond gestampt. Werkende jongeren kregen geld te besteden voor eigen vermaak en kochten modieuze kleding, bromfietsen, muziekplaten. Iedereen kon na zijn schoolopleiding werk krijgen met het vooruitzicht op ontplooiing en loonsverhoging. De muziekindustrie glorieerde in deze voor iedereen optimistische tijd.
Kees van den Berg groeide tot zijn tiende jaar op in Oudwijk en woonde met het gezin met drie kinderen sinds 1958 in Oog in Al. “Mijn vader, telg uit een echte ouderwetse slagersfamilie, had een slagerij op de hoek van de Mendelssohnstraat overgenomen. In Oog in Al waren in die tijd op de straathoeken nog buurtwinkels. Zwemmen konden we in het Amsterdam Rijnkanaal, een soort Utrechts Zandvoort aan Zee. Oog in Al was een kinderrijke wijk waar bewoners het inmiddels bekende touwtje uit de brievenbus hadden hangen en je overal zo naar binnen kon lopen. In onze straat woonde ook wethouder Albert van Koningsbruggen, waar later het verzorgingshuis in Kanaleneiland naar genoemd is. Ik was bevriend met zijn zoon Peter.”
Muziek maken was een hobby van veel jongeren. “Met Peter had ik, als veertienjarige, provisorisch een radiozender opgericht. We maakten programma’s voor vriendjes in de straat. Vanwege het gebrek aan een zendinstallatie hadden we elektrische draden over straat gespannen. Door onszelf gemaakte muziekprogramma’s speelden we dan ’s avonds af. Het was in 1962, de tijd dat piratenzenders als radio Veronica, radio Caroline in opkomst waren. Ik zat op het Christelijk Lyceum in de Koningsbergerstraat, speelde piano en gitaar en richtte met mijn broer en een paar vriendjes een band op: the Rhythms. We speelden veel in Utrecht in werfkelders als Persepolis, bij dansscholen en hippe clubs als Rootie Tootie en Art.66. Hoogtepunten waren optredens voor 9.000 jongeren op het Paardenveld en in het voorprogramma van the Moody Blues in de Jaarbeurs.”
Spelen bij een populaire jongensband leidt veelal tot bewondering van jonge meisjes. “Voor mij was dat een verwarrende periode want ik had wel vriendinnen maar dat was meer omdat het zo hoorde. Ik voelde me meer tot jongens aangetrokken. Homoseksualiteit, daar werd alleen negatief over gesproken. Pas toen mijn seksuele voorkeur voor mezelf echt duidelijk werd ben ik uit de kast gekomen.”
Na het Lyceum ging Kees werken bij Drukkerij Bosch. “Ik zou daar opgeleid worden voor een commerciële functie. Zag daar hoe het onderbetaalde personeel de hele dag achter stampende machines stond. Jan van Veen, de vader van de toen beginnende musicus Herman van Veen, was er chef en zag dat het drukkersvak niets voor mij was. Hij vond dat ik net als zijn zoon verder in de muziek zou moeten gaan. Maar de zware werkomstandigheden, die ik gezien had, bleven me bezighouden. Daarom besloot ik me daarvoor te gaan inzetten.”
Een logische opleiding is dan de Sociale Academie De Horst in Driebergen. “Eén van de docenten was Piet Reckman, een actieve ideologische PvdA’er, Nieuw Links, de vernieuwingsbeweging binnen de PvdA. Het hele onderwijssysteem werd mede door hem op de schop genomen. Studenten en leraren hadden elke zaterdag een bijeenkomst om over vernieuwing van de opleiding te overleggen. Autoriteiten bestonden niet meer, het werd een permanent jezelf ontwikkelen voor iedereen. We sympathiseerden ook met de ontwikkelingen op de WA-Stichting in den Dolder waar directeur Carel Muller werkte aan een gelijkwaardige leefgemeenschap tussen psychiatrische patiënten en behandelaars. Er werd daar veel meer vrijheid toegestaan dan gebruikelijk was. Het mondde uit in een publiek conflict door veel media-aandacht, Muller werd ontslagen en door de politie weggevoerd.”
Op de Sociale Academie heerste bij Kees en enkele medestudenten de opvatting dat tv een verdovende en betuttelende invloed had op de bevolking. “Hiernaar deed ik een onderzoek gevolgd door een stage bij de NCRV om dat verder uit te werken in een programmaformat. Mijn begeleider was Toon Gispen, de latere wethouder Welzijn in Utrecht. Zo kwam ik in contact met allerlei internationaal beroemde artiesten en nationaal bekende tv-figuren. Jan Fillekers van Farce Majeure kwam ook uit Utrecht. Met hem zong ik regelmatig spontaan achter de schermen ‘Als ik boven op de Dom sta’. Toen de NCRV een te progressieve signatuur begon te krijgen voor de christelijke achterban moest het roer om. Vanuit mijn maatschappijvisie was er toen geen plek meer om me te kunnen ontplooien en ben ik er in 1978 vertrokken.”
Een grote diversiteit van werkzaamheden volgden. “Na de NCRV kreeg ik een baan als jongerenwerker in Wittevrouwen en kwam daar in aanraking met ingewikkelde jeugdproblematiek. Ik werd actief bij het COC o.a. met de cabaretgroep Spitsroeden en ik speelde in de popgroep Kadanz. Op mijn vijftigste werd ik beleidsmedewerker bij de gemeente Utrecht voor migranten, welzijn en tenslotte LHBT-emancipatie (Lesbisch, Homo, Biseksueel en Transgender). Een vaste relatie heb ik niet meer, maar muziek is mijn grote liefde en de rode draad in mijn leven. Mooie herinneringen heb ik aan de jaren zestig in Oog in Al, aan the Rhythms en met veel genoegen speel ik nu in popgroep 2LOUZ.”
(Dit artikel is eerder in De Oud-Utrechter gepubliceerd en is met toestemming van de auteur overgenomen.)