Jansen-interviews - De laatste uitdragerij van Utrecht
Gepubliceerd: zaterdag 22 april 2017 07:00
Van een vervallen straat in de jaren zestig is de Springweg nu een gewilde woonplek in het Museumkwartier met mooie monumentale woonhuizen. Ali van der Hoeff (85) heeft de straat in 53 jaar ingrijpend zien veranderen. Zij heeft er een uitdragerij.
Interview door Jan Jansen
De laatste uitdragerij van de mooi opgeknapte Springweg
Het bord Uitdragerij hangt aan de gevel van Springweg 27. Ali van de Hoeff heeft de uitdragerij 53 jaar. Toen ze met haar man en drie kinderen het huis in 1964 betrok was de Springweg een vervallen straat. Huizen waren slecht onderhouden en veelal door bewoners verlaten. Door de leegstand kwamen er pakhuizen en uitdragerijen. De hele binnenstad ging in die tijd sterk achteruit. Alle aandacht van het gemeentebestuur was gericht op de plannen voor Hoog Catharijne en op verkeersdoorbraken om en door de binnenstad om autoverkeer ruimbaan te geven.
“Mijn man Henk en ik zaten in de handel. Het was scharrelen, elke dag weer om aan de kost te komen. Henk werd de Paling genoemd en stond zo sinds zijn jeugd bekend omdat in de buurt waar hij opgroeide, bij de ‘Rooije Brug‘, iedereen een bijnaam had. Niemand kende zijn echte naam. Henk werkte in het begin van ons huwelijk een tijdje als lasser in Pernis aan pijpleidingen. Handelen deed hij er bij. Dat was spannend, leverde meer op en werd ons bestaan. Het huis in de Springweg, waar we ingetrokken waren, was van de gemeente en bestemd voor de sloop. Het was in staat van verval. Van elke gulden die we verdienden waren er drie kwartjes voor het opknappen en een kwartje voor het eten.”
Het is nu niet meer voor te stellen. De Springweg stond in de jaren zestig vol met geparkeerde auto’s en met te verkopen spullen op de stoep van meerdere uitdragerijen. “Wij hadden wel een winkelruimte maar daar konden we lang niet alles in kwijt. Grote tweedehands spullen als meubels van inboedels van huizen die we opkochten, ijscokarren, auto’s, fietsen stonden op de stoep. We werkten samen met handelaar Joop de lor. Veel handelaren kwamen bij ons over de vloer. Daar zaten ook erkende misdadigers bij als Ouwe Nol, die niet schuwde om ergens een overval te plegen.”
In de handel wordt van alles aangeboden. “Je wist nooit of het geen gestolen spullen waren. Daarom hield ik een register bij waarin ik opschreef van wie ik het had gekocht en voor welke prijs. Als ik het niet vertrouwde en iemand niet kende wilde ik zijn legitimatie ook opschrijven. Een man bood ons eens een schilderijtje aan en vroeg 500 gulden. We hadden dat geld op dat moment niet, stelden voor het voor hem te verkopen en zetten het daarom in onze etalage. Op een dag komt Ouwe Nol langs, die ons een krant laat zien waarin staat dat er een bijzonder kostbaar schilderij is gestolen en door de eigenaar 3.500 gulden geboden wordt voor de eerlijke vinder. Het schilderijtje in onze etalage dus. We haalden het direct weg. We verwachtten dat de eigenaar nu snel zou langskomen maar dat gebeurde niet. Nol stelde voor het in te metselen en na jaren weg te halen. Maar het was te laat. De politie was er achter gekomen en arresteerde Henk. Het kostte veel moeite om aan te tonen hoe we het in ons bezit kregen. Henk moest voorkomen maar werd vrijgesproken.”
Ouwe Nol zat halverwege de jaren zestig bij Henk en Ali aan een biertje toen er een enorme consternatie in de buurt ontstond: een overval met poging tot moord op een jonge vrouw, vlak om de hoek in de Haverstraat. “Nol liep er rustig met ons naar toe om te kijken. Later bleek dat de overval door Hans van Zon gepleegd was en Ouwe Nol zelf de bedenker was. Van Zon werd gearresteerd en bekende drie moorden op jonge vrouwen te hebben gepleegd. Hij wees Ouwe Nol aan als informant en inspirator. De kranten in heel Nederland stonden vol van deze seriemoordenaar. Van Zon werd in 1969 tot levenslang veroordeeld. Ook Ouwe Nol moest de bak in.”
Soms kwamen er interessante partijen goederen langs. “Van een collega, naast wie we op het Waterlooplein in Amsterdam stonden, hoorden we van een partij nieuw gereedschap. Hij kon het voor een goede prijs inkopen bij een loods in Amsterdam. We kochten via hem hele partijen op en zetten onze winkel ermee vol. Na een dag op het Waterlooplein kwamen we thuis en bleek onze hele winkel leeggehaald. Henk naar het politiebureau om aangifte te doen maar werd direct vastgezet. Toen hij niet terugkwam ging ik ook naar het politiebureau. Daar vertelden ze me niets. Maar ik vermoedde toen wel dat het mogelijk gestolen gereedschap was. Ben ’s avonds naar die loods in Amsterdam gegaan om ernaar te vragen. De volgende ochtend vroeg deed de politie een inval in de loods. Bleek dat die leeg was, dezelfde nacht leeggehaald. Omdat we konden aantonen aan wie we betaald hadden mochten we ons gereedschap bij Domeinen terughalen. Wat bleek, de helft was verdwenen. Had het eigen personeel achterover gedrukt! Zo’n ervaring is een deuk in het geloof in mensen.”
Ali’s uitdragerij is een herinnering aan het handelsverleden van de inmiddels geheel opgeknapte Springweg. “Henk is negen jaar geleden overleden. Zelf heb ik maar drie jaar lagere school gehad en heb de uitdragerij voortgezet. Het echte leven heb ik wel, vaak tot eigen scha en schande, leren kennen. Je krijgt in de wereld van de handel zeker mensenkennis. Nu, op mijn 85e ben ik nog actief en blij met mijn levenservaring die ik op mijn kinderen en kleinkinderen heb mogen overbrengen.”
(Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)