Integriteit begint en eindigt bij het raadslid zelf
Gepubliceerd: donderdag 5 februari 2015 20:18
Door Vincent Oldenborg - Echte problemen rond belangenverstrengeling bij raadsleden hebben zich (nog) niet voorgedaan, maar ze moeten wel worden voorkomen. Dat is een van de conclusies van een 'commissie van wijzen'.
De benoeming van Wim Oostveen, lokaal vastgoedondernemer en projectontwikkelaar, tot gemeenteraadslid namens de lokale partij Stadsbelang Utrecht, was aanleiding voor de Utrechtse gemeenteraad om een commissie van wijze mannen, onder voorzitterschap van bestuursrechtdeskundige prof. Addink, te vragen antwoord te geven op de vraag: Kan bij Oostveen, en bij de andere raadsleden, sprake zijn van een integriteitsprobleem zoals onacceptabele belangenverstrengeling en zo ja, hoe moeten we daar mee omgaan?
In een uitgebreid en zeer doorwrocht rapport van 59 pagina’s komen Addink, Van der Krabben en Munneke tot een helder antwoord: Ja, maar het is nog niet gebeurd en het kan wel gebeuren en er zijn eigenlijk geen wettelijke middelen om dat te voorkomen. Met andere woorden: integriteit begint en eindigt bij het betrokken raadslid.
Het rapport maakt duidelijk dat de wetgever eminent belang hecht aan het grote en vrije mandaat van een gekozen volksvertegenwoordiger. Behalve een beperkt aantal, expliciet verboden nevenfuncties en wat regels over verboden handelingen, zoals het aannemen van giften en gunsten, wordt het raadslid geacht zich te gedragen op een wijze die past bij zijn functie en waarvoor hij de ambsteed heeft afgelegd.
Wat het juiste gedrag is, dat is nauwelijks in wetten of bindende regels vastgelegd. Wel worden daarover in het rapport vele overwegingen weergegeven. Het raadslid zit er voor het algemeen belang, maar dat is meestal niet zijn enige belang.
De wens om de raad een afspiegeling van de samenleving te laten zijn, zorgt er voor dat verschillende belangengroepen in de raad vertegenwoordigd kunnen zijn. Daarom is het raadslidmaatschap ook geen volledige dagtaak. De bedoeling is dat raadsleden blijven functioneren in hun maatschappelijke functie en dat ze die kennis en ervaring meenemen naar de raad. Daarmee heeft de wetgever het risico van mogelijke belangenverstrengeling blijkbaar bewust op de koop toegenomen.
Mag je als bestuurslid van een sportvereniging meepraten en/of meestemmen over de sportbegroting? Mag je als directeur van een school meepraten en/of stemmen over het gemeentelijk huisvestingsprogramma onderwijs? Mag je als kroegbaas/raadslid meepraten en/of stemmen over een kadernota horeca?
Volgens de wet mag je wel meepraten, maar niet meestemmen over zaken waarbij je een direkt persoonlijk belang hebt, maar in de praktijk valt die regel nauwelijks te handhaven. Hoe bewijs je dat een stem voor opheffing van sluitingstijden in de horeca niet is ingegeven door een volstrekt liberale inborst maar door commerciële overwegingen omdat je een kroeg hebt?
Uiteindelijk legt de wetgever de keuze bij het individuele raadslid en als hij of zij, naar de mening van zijn medeburgers, een verkeerde keuze maakt dan is dat jammer en schadelijk voor het aanzien van het politieke bestuur, de partij en de politiek in het algemeen, maar is er slechts de publieke schandpaal als sanctie.
Wel geeft de commissie een aantal aanbevelingen, die ervoor kunnen zorgen dat het voor alle raadsleden duidelijk is, wat de Utrechtse raad onder bestuurlijke integriteit verstaat en waaraan bij eventuele twijfel getoest zal gaan worden.
Via zo’n beleidsregel, bijvoorbeeld in het reglement van orde, kun je afspraken vastleggen over deelneming aan de beleidsvoorbereiding, beraadslaging, woordvoering en stemming over onderwerpen waarbij mogelijk integriteitsproblemen voor individuele raadsleden aan de orde zijn. Dat zorgt er in ieder geval voor dat elke fractie in voorkomende gevallen dezelfde uitgangspunten en regels hanteert.
Het presidium, de vergadering van alle fractievoorzitters, burgemeester en plaatsvervangend raadsvoorzitter, heeft die aanbeveling van harte overgenomen en daarmee zou Utrecht overigens een landelijke voortrekkersrol kunnen spelen, want ook elders is het denken over integriteit van raadsleden, in tegenstelling tot ambtenaren en collegeleden, nog weinig ontwikkeld volgens de commissie.
Nadrukkelijk heeft de commissie aandacht besteed aan de regels rond geheimhouding. Met name op het gebied van grondzaken en ruimtelijke ordening komt het regelmatig voor dat stukken onder het verzoek tot geheimhouding naar de raad worden gestuurd. Het gaat meestal om veel geld en de gemeente heeft er geen belang bij om haar inzet bij aankoop of verkoop van onroerend goed of gebiedsontwikkeling voortijdig naar buiten te brengen. Daar is het algemeen belang en de lokale belastingbetaler niet mee gediend.
Het is natuurlijk niet uit te sluiten dat raadsleden daar een slaatje uit kunnen slaan. Met die voorkennis kun je geld verdienen. Zeker als je zelf aannemer, belegger, vastgoedspeculant of projectontwikkelaar bent. De wet biedt geen mogelijkheden om gebruik van die voorkennis te verhinderen. Het raadslid mag er niet met anderen over praten maar ieder raadslid heeft recht op dezelfde informatie en daarop gelden geen uitzonderingen.
De commissie doet de aanbeveling om zorgvuldiger dan tot nu toe met het predikaat geheim om te gaan. Soms worden hele stukken geheim verklaard terwijl de werkelijke geheimen slechts twee of drie alinea’s betreffen. Daarmee ondergraaf je de legitimatie van geheimhouding en verminder je de gewenste transparantie van het bestuur. Bovendien belemmer je het functioneren van de raad als volksvertegenwoordiger. Vooral VVD en SP hebben deze aanbeveling al jaren op hun verlanglijstje staan maar ook de andere fracties hebben deze aanbeveling overgenomen.
Wim Oostveen zei in reactie op het rapport dat hij zich afzijdig zal houden van onderwerpen waarbij hij mogelijk via zijn andere functies ook direct betrokken is. Ook zal hij afzien van het recht om geheime stukken op dat terrein in te zien.
In concreto betekent dat volgens de griffier, dat geheime stukken waarvan het college meent dat ze raadslid Oostveen in verlegenheid zouden kunnen brengen, bij hem voor de raadsleden ter inzage zullen worden neergelegd. Daarna is het aan de griffier om toe te zien op het naleven van de belofte door Oostveen. Overigens kan hij Oostveen geen inzage weigeren, maar hij zal het zo nodig zeker melden aan de raad.
Tot slot merkte Oostveen op dat hij integer was, is en zal blijven. De commissie geeft hem wat betreft 'was' en 'is' gelijk. Wat het 'zal' betreft, betekent de conclusie van de commissie dat behaalde resultaten in het verleden geen garantie zijn voor de toekomst, maar uitvoering van de aanbevelingen zal de raadsleden zeker helpen. Dat geldt voor de hele raad inclusief Wim Oostveen.