Het verhaal van Rany en zijn nachtcafé
Gepubliceerd: zaterdag 13 augustus 2016 14:34
Afgelopen week is Rany (Rani) Stiesri op 64-jarige leeftijd overleden. In 2008 had ik een interview met hem voor Ons Utrecht, zijn droom om nog eens terug te keren naar Suriname is voor hem helaas niet uitgekomen.
-
De journalist Ton van den Berg praat wekelijks met bekende en onbekende Utrechters in stad en regio. Dit keer met Rani Stiesri (1951) die meer dan twintig jaar in z’n uppie het nachtcafé Le Carafon in Utrecht draaiende houdt en dat wil volhouden totdat een opvolger is gevonden, als zijn zaak tenminste het rookverbod overleeft!
Gezocht: een opvolger voor nachtbarman Rani
‘Le Carafon moet een nachtcafé blijven en waar gerookt mag worden’
Door Ton van den Berg
Rani is op zoek naar een waardige opvolger! Geen paniek, als die niet wordt gevonden blijft het café Le Carafon gewoon open voor de nachtbrakers van Utrecht. Rani gaat nog gewoon zelf door. Meer ongerust is de bekende barkeeper over het rookverbod in de horeca. “Dat kan m’n zaak wel eens de kop kosten! Maar ik laat het er niet bij zitten. Ik stap naar de rechter. Mijn inkomsten staan op het spel!”
Blues- en rockcafé Le Carafon, staat er op het getraliede raam van het pandje aan de Hamburgerstraat in Utrecht. Randolph James Stiesri, woonachtig in Maarssenbroek, is er de eigenaar. Hij is beter bekend onder zijn roepnaam Rani. Een grote vent, stevige knuisten en een goedlachs gezicht. En als hij lacht is het een aanstekelijke orkaan van blijheid. “Humor, daar houd ik van,” zegt hij na een lachsalvo.
Dat lachsalvo volgt op het moment als hij vertelt: “Ik ben de enige in Utrecht die geen personeel heeft in zijn café. Ik sta helemaal alleen achter de bar, van dinsdag tot en met zaterdagnacht. Ik vind dat de gemeente daarom moet gedogen dat in mijn zaak gerookt mag blijven worden.”
De lach draait om een ernstige zaak en is feitelijk ook een uiting van onzekerheid want Rani is bang dat het rookverbod in restaurants en cafés per 1 juli een streep door de rekening is voor zijn cafeetje. “Bedenk wel dat 95 procent van mijn klanten rookt. Als die dat niet meer mogen doen, blijven ze nog wel komen? Je hebt best kans dat mensen zeggen: ‘We nemen thuis wel een afzakkertje want dan kunnen we er een sigaret bij nemen. Ja, de supermarkten zitten handenwringend te wachten op 1 juli.”
De bruine kroeg van Rani, die zelf op doktersvoorschrift niet rookt, is nog geen 45 vierkante meter groot. In het midden staat centraal de bar waarachter de geboren Surinamer al 21 jaar heerst. “Kun je je deze kroeg zonder asbakken voorstellen? Ik niet!” Rani maakt brede armgebaren. Dat hoort bij hem. Als hij even later met een bezoeker de Amerikaanse voorverkiezingen bespreekt gaan ook die armen weer op en neer de lucht in.
Verzet
“Er is niemand die zich verzet tegen dat rookverbod. Rob Pieterson van de Utrechtse afdeling van de horecabond zei tegen me dat het wel los zal lopen. Hij heeft makkelijk praten, maar ik heb een nachtcafé zonder terras. Als bij mij mensen buiten op straat gaan staan roken heb ik al snel problemen met de buren.”
Zijn hoop vestigt Rani nu op Koblenz, in de Duitse stad hebben een aantal café-bazen zich met succes verzet tegen het rookverbod. Omdat ze konden aantonen geen personeel in dienst te hebben en als enige achter de bar te staan, kon de rechter niet anders concluderen dan dat roken in die zaken dan toch is toegestaan. De regel van het rookverbod is immers dat personeel in een rookvrije omgeving moet kunnen werken.
“Mijn advocaat heb ik al gevraagd er naar te kijken. Helaas heb ik geen medestanders kunnen vinden want ik blijk de enige eenmanszaak in Utrecht te zijn die ook werkelijk geen personeel heeft. Ik doe het al 21 jaar alleen. In het begin heb ik het zelfs zeven dagen per week gedaan van zeven uur in de avond tot zeven uur de volgende ochtend. Dat werd wel iets te gortig en heb ik het teruggebracht tot vijf keer per week. Ik heb het wel eens geprobeerd, hoor, met personeel. Maar dan ging Tivoli dicht en liep het hier helemaal vol, dan werden ze achter de bar helemaal zenuwachtig en lieten alle glazen vallen. Nee, ik kan het toch het beste maar zelf doen. Het enige wat ik wel eens denk is dat ik misschien iets meer vakantie moet gaan nemen om het lijf te sparen. Maar als ik op vakantie ben, denk ik alleen aan Le Carafon. Ik was een keer een paar dagen in Valkenburg met mijn vrouw. Ik zei tegen haar: vind je het goed als ik even naar Utrecht heen en weer rij om te kijken of de zaak er nog staat? Dat vond ze geen goed idee, maar zo ben ik, ik ben altijd bezig met Le Carafon.”
Op de vraag of het geen tropenjaren zijn geweest, zo iedere nacht twaalf uur werken, zegt Rani: “Ach nee, je moet het ook niet overdrijven. De gemiddelde groenteboer maakt ook van die lange dagen alleen dat valt niet op. En op zondag en maandag ben ik vrij. Ja, ik was die man die op zondag het vlees snijdt,” waarop weer die bulderende lach volgt.
Club Libra
In 1971 komt Rani naar Nederland. Hij gaat naar de laborantenschool in Utrecht want zijn werkgever de Suralco in Suriname belooft hem een goede baan als hij die opleiding afmaakt. Maar Rani komt in de studentenflat aan de Ina Boudier Bakkerlaan in contact met ‘koorballen’ die hem meetronen naar de studentendiscotheek Woolloomooloo. Hij mag er platen gaan draaien, en hij introduceert er het betere funkwerk met muziek van groepen als Parlement, Average White Band en de Commodores. “Dat waren mijn eerste stappen in de horeca-scène en ik ben er daarna niet meer echt uit geweest. De opleiding tot laborant liep ik lopen toen ik een bar aan de Oudegracht kon overnemen waar we Club Libra zijn gestart. Samen met een partner waren we de eerste negers in Utrecht die een eigen disco hadden.”
De disco wordt druk bezocht, vooral door Surinamers en Antillianen. Maar nadat Rani door een rugblessure enige tijd niet kan werken is dat de financiële nekslag voor de zaak die gedwongen wordt tot sluiting. De deejay Rani pakt zijn platen en geluidsinstallatie op en krijgt de kans om in Club Cinecave onder de Studio-bioscoop te gaan draaien. Dat houdt hij een paar jaar vol en wil dan weer zelf iets gaan ondernemen. Dat wordt met Ronnie Getling (bekend van cafe Zoef aan de Amsterdamsestraatweg) de discokelder Xanadu. Ook die disco is geen blijvertje en loopt in 1987 ten einde.
“In die periode kwam ik vaak bij Le Carafon. Ik kende de eigenaar Koos Hogeboezem die de zaak verpacht had aan Jos den Oudsten. Die werkte met wel vijf man personeel. Dat kon niet goed gaan, voorspelde ik aan Koos want hoe betaal je vijf man met zo’n kleine kroeg. En ja hoor, een tijdje later ging de zaak failliet. Ik heb toen Koos gebeld en geopperd dat ik er misschien wel trek in had om de zaak over te nemen en dat is toen ook gebeurd. Eindelijk was het ook een zaak waar ik gewoon in m’n uppie aan kon werken en geen last had van partners die ook van alles willen.”
“Waar die naam Le Carafon vandaan komt?,” zegt Rani. Hij pakt een klein flesje rode wijn waarop ‘Le Carafon’ staat. “Kijk, heb ik gekregen van een klant een paar jaar geleden. Die had het in Frankrijk gekocht. Het past bij wat ik weet van Rob Koops die in 1971 de zaak hier is begonnen. Hij had die naam eens gehoord in het Rhônedal in Frankrijk en dat leek hem wel een leuke naam voor een café. Ik heb het gewoon zo overgenomen. Het stond in het handelsregister, waarom zou ik het dan veranderen?!”
Nachtkroeg
“Het is altijd een nachtkroeg geweest. Ook toen het nog niet mocht in de tijd van Koos. Dan gingen na een uur ’s nachts de gordijnen dicht en bleef er altijd een stel klanten kaarten tot vijf of zes uur in de ochtend. Nadat de sluitingstijden eind jaren tachtig in Utrecht werden opgeheven kon het gordijn open blijven en is het een plek voor iedereen geworden. Van werkende jongeren tot studenten, van stappers tot drop-outs, en ook werklozen want hoe kun je anders hier tot zes uur in de ochtend zitten?! Het zijn mensen die het leuk vinden om na een avondje stappen nog een biertje te drinken en naar goede bluesmuziek willen luisteren. Dat en het feit dat het een van de weinige plekken in de stad waar je zo laat nog terecht kan, is de charme van Le Carafon. En mischien komen ze ook voor Rani want het is mijn taak er op te letten dat iedereen zich thuis voelt. Als ik aan het tappen ben let ik ook altijd op of bij gesprekjes die debatten worden de toonhoogte niet veranderd. Als dat wel zo is grijp ik in: het is maar een klein tentje en het moet vrolijk blijven. Nee hoor, in die 21 jaar is er nooit veel mis gegaan, anders was de zaak wel gesloten geworden.”
Hoe gezellig Le Carafon voor hem ook is, na 21 jaar denkt Rani toch aan stoppen. Het is mooi geweest. “Ja, en dan zou ik terug willen gaan naar Suriname, daar iets in de horeca beginnen. Maar ik stop pas als ik een waardige opvolger vind. Dat zal nog moeilijk worden want ik wil de zaak eigenlijk alleen maar overdoen aan iemand die niets aan de zaak zal veranderen. Le Carafon moet een nachtcafé blijven, dat is mijn wens. Maar ik hoef nog niet meteen weg. Ik heb geduld en zie wel of er een keer iemand aanklopt, dat kan over week zijn of over een paar jaar.” Hij lacht weer van oor tot oor: “Ach joh, ik zie het wel!!”
(Uit Ons Utrecht, maart 2008)