Het Rachmaninoffmysterie - College: ‘Geen verdachte transactie’
Gepubliceerd: donderdag 23 september 2021 19:29
Louis Engelman - Geen verdachte transactie. Dat is de conclusie van het Utrechtse college van B&W over de opmerkelijke doorverkoop van een stuk gemeentelijke grond met de bestemming ‘parkeerterrein’ aan het Rachmaninoffplantsoen.
Het stadsbestuur komt tot die vaststelling in de beantwoording van raadsvragen door Tim Schipper (SP) en Bülent Isik (PvdA). Zij stelden het college begin augustus een aantal indringende vragen na publicaties op de site Nieuws030 over deze kwestie.
De directe aanleiding hiervoor werd gevormd door de presentatie eind juni van een gemeentelijk ‘intentiedocument’. B&W verklaarden hierin ‘groen licht’ te willen geven aan een onderzoek naar de kansen voor de bouw van een 70-meter hoog appartementencomplex met 140 woningen. Voor de omwonenden kwam dit plan als een totale verrassing.
De torenflat moet worden gebouwd op het perceel dat de gemeente op 15 februari 2019 voor 311.868 euro verkocht aan projectontwikkelaar Rachmaninoffhuis bv. Daarbij werd in de koopakte uitdrukkelijk aangegeven dat de grond de bestemming parkeergebied moest behouden.
Nieuws030 ontdekte dat hetzelfde perceel vier maanden later op 3 juli 2019 voor 1.280.917 euro werd doorverkocht aan Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. Met nog steeds dezelfde bestemming, namelijk parkeerterrein. Bouwinvest is de huidige eigenaar van het door Rachmaninoffhuis tot appartementen verbouwde voormalige stadskantoor aan het Rachmaninoffplantsoen.
Uit de aktes bleek echter dat de feitelijke grondverkoop al op 2 en 3 oktober 2018 had plaatsgevonden op het notariskantoor Houthoff in Rotterdam. Op 2 oktober verkocht Utrecht het perceel en op 3 oktober deed Rachmaninoffhuis bv dit over aan Bouwinvest voor bijna 1 miljoen euro meer.
Deze opvallende prijsverhoging heeft volgens het Utrechtse college echter niets te maken met het plan om ter plekke een appartementencomplex te bouwen. Wel geven B&W toe dat het ‘zonder nadere achtergrondinformatie lijkt alsof er iets mis is gegaan bij de verkoop van het gedeelte van het parkeerterrein op het Rachmaninoffplantsoen’. Maar het college laat daar op volgen dat ‘er geen aanleiding is aan te nemen dat de prijsstijging een verdachte transactie betrof’.
Daarbij baseren B&W zich op de verklaring van Rachmaninoffhuis bv en Bouwinvest dat de hoge koopsom ‘voortkomt uit een zekerstelling om tot levering van het parkeerterrein over te gaan’. ‘Ze hebben’, aldus het college, ‘een deel van de totale koopsom van de gehele ontwikkeling achtergehouden als stok achter de deur. Deze verklaring wordt door het college ‘niet onaannemelijk’ geacht.
B&W voegen daaraan toe dat ‘de prijsstijging niet kan zijn voortgekomen uit de mogelijk toekomstige ontwikkelingen voor het parkeerterrein, omdat de koopovereenkomst in oktober 2018 is gesloten en de gesprekken over het nieuwe initiatief pas in mei 2019 plaatsvonden’.
Ook wordt ontkennend geantwoord op de vraag van de raadsleden of Utrecht niet veel te weinig geld voor het stuk grond heeft ontvangen. Die verkoopprijs was, aldus het college, gebaseerd op een in september 2017 uitgevoerde taxatie ‘conform de marktwaarde’ door een externe partij. Dat er daarna een veel hoger bedrag voor dezelfde grond werd betaald noemt het college ‘een onderlinge afspraak tussen betreffende partijen, waarin de gemeente geen partij is’.
Overigens was de gemeente toentertijd niet op de hoogte van die forse prijsstijging. Volgens het college hoefde het ook ‘niet gekend te worden in verdere transacties van dat perceel’. Pas in 2019, toen het idee van een appartementencomplex werd gepresenteerd, raadpleegde de gemeente het openbare register waarin alle transacties worden opgenomen. Dit om ‘informatie te krijgen over de relatie tussen de initiatiefnemer en de betreffende grond’. Toen stuitte ook de gemeente op de veel hogere verkoopprijs.
Het college herhaalt in de beantwoording van de raadsvragen uitdrukkelijk dat de gestegen grondprijs niet samenhangt met het plan voor een torenflat. Het stelt dat er niet kan worden gesproken van het opdrijven van de grondprijs of dat de gemeente inkomsten is misgelopen, omdat het initiatief nog inhoudelijk onderzocht moet worden en er nog besluitvorming moet plaatsvinden over het al dan niet doorgaan ervan.’