Herman Pouderoyen en de liefde voor het lied
Gepubliceerd: maandag 22 juli 2019 10:46
Door Ton van den Berg - Herman is overleden... zo ging het afgelopen weekend ineens rond in Utrecht. Zijn achternaam hoefde er niet eens bij om te begrijpen over welke Herman het ging. Vorige week sprak ik nog een buurman van Herman over de zorgen over Hermans gezondheid en over de onmacht wat daaraan te doen...
Dat het niet goed ging zagen we, voelden we en nu is hij er niet meer. Hij werd 61 jaar.
In 2008 had ik voor de lokale krant Ons Utrecht een interview met Herman over zijn leven en werk, hieronder het verslag.
Herman Pouderoyen zingt over liefde, leven en de dood
‘Ik wil geen cliché van mezelf worden’
Door Ton van den Berg
Z’n volgende CD heet ‘Niet in de winkel verkrijgbaar’. “Het gaat er niet letterlijk om of die CD zelf wel of niet in de winkel verkrijgbaar is, maar dat als je iets wilt toevoegen aan de wereld, dat je die mooier wil maken, dan kan dat het beste met iets dat je zelf hebt gemaakt, dat niet in de winkel te koop is.”
Is dat ook de levenswijsheid van Herman Pouderoyen zelf? “Ik ben liedjes gaan schrijven omdat als ik iets zie dat me intrigeert dat kwijt te kunnen. Schrijven en zingen is een emotionele uitlaatklep voor me. Het mooie is dat het goedkoper is dan naar de psychiater gaan. Maar het is ook gewoon mooi om te kunnen doen. Van de winter zag ik een kunstenaar op de Oudegracht, zat achter een ezel en een doek, het was steenkoud, en hij schilderde een stukje van de gracht waar een beetje zonlicht op viel. Zo is het met mij ook. Voorbeeldje: ik woon in de buurt van de Hardebollenstraat en verwonder me over de niet al te mooie vrouwen die daar achter de ramen zitten en daar maak ik dan een liedje over.”
Zo, dat is alvast gezegd. Pouderoyen neemt een slok van zijn cappuccino. Zoals altijd is hij in het zwart gekleed: “Lekker makkelijk, hoef ik ’s ochtends niet voor de kast te staan en na te denken over wat ik moet aantrekken”, legt hij later uit.
Als hij de cappuccino heeft neergezet haalt hij zijn handen door z’n ruige zwarte haar zodat het wat omhoog blijft staan en steekt een shaggie op. Zo kennen we de Utrechter weer. Hier zit de muzikant, zanger en liedjesschrijver Herman Pouderoyen, beroemd van Zeeland tot Groningen behalve in Utrecht. “Welnee man, hier heb ik ook fans. Als ik in café Averechts optreedt zit de zaak bomvol. Maar het klopt dat ik in Utrecht niet word gevraagd in een zaal die groter is dan een café. Ik weet niet waarom dat is. Ik wil graag in de Blauwe Zaal van de Stadsschouwburg, maar het gebeurt niet. Misschien spelen ze op safe en kiezen voor de bekendere namen. Maar raar is het wel dat Utrecht me niet wil hebben. De Meervaart in Amsterdam en theater Fulco in IJsselstein, om er een paar te noemen, hebben me wel geboekt voor het volgende seizoen.”
“Nee, het is jammer, maar het frustreert me niet. Ik ben allang blij dat ik kan spelen en dat mag ook in Zeeland of Groningen. Lastig is alleen dat ik daar soms bij een liedje even iets moet uitleggen zoals in het geval van de Hardebollenstraat bijvoorbeeld. Veel van m’n liedjes spelen zich wel af in Utrecht, dat is nu eenmaal zo. Maar het zijn liedjes die algemeen iets zeggen over mensen, soms heel serieus en soms met een komische noot en dan vind ik het leuk dat bezoekers na afloop van een voorstelling in Monnickendam naar me toekomen en zeggen dat ze ontroerd zijn of dat ze krom hebben gelegen van het lachen, dat geeft toch nog meer voldoening dan eindelijk een optreden in de Blauwe Zaal.’’
Een paar maanden geleden werd hij vijftig. Die dag ging stiekem voorbij. Voor Pouderoyen geen grote Abraham voor de deur, hij rilt bij de gedachte alleen al. Niet vanwege z’n leeftijd, maar die pop, zegt hij, wat een voorschut! “Voor m’n leeftijd ben ik niet bang. Ik wil waardig oud worden en geen cliché van mezelf. Ik wil niet krampachtig aan iets vasthouden wat geweest is. Doe je dat wel dan word je een foute oude man. Zo iemand die je ook weer met de BluesRoute zag. Mannen met dikke buiken maar met nog altijd zo’n strakke leren broek. Bhhhhrrrr. Helemaal fout. Over die foute oude mannen heb ik ook een liedje gemaakt, dat zal wel gedaan om het van me af te schrijven. Zie je wel dat ik niet naar een psychiater hoef, dit is veel goedkoper.”
Punkpleuris
Hij is tien jaar oud als de in Den Haag geboren Herman Pouderoyen met zijn familie naar Bilthoven verhuisd. “Mijn vader was bouwkundig ingenieur en had genoeg geld om in het bosrijke Bilthoven een huis te kopen. Een creatieve man, dat heb ik van hem geërfd. Maar hij zag me liever een vak leren dan in de popmuziek te gaan want dat was volgens hem een onzeker bestaan en daar had ie natuurlijk wel gelijk in.”
Op de Zeister Muziekschool leert Pouderoyen gitaar spelen en hij is er klaar voor als rond z’n twintigste levensjaar, zoals hij het zelf vertelt: de ‘punkpleuris’ uitbreekt. “Ik zette een donkere bril op en dook dat circuit in. Ik ging in Arnhem wonen waar ik op de Kunstacademie was toegelaten. In Arnhem gebeurde het toen allemaal. Als ik erop terug kijk is het voor mij allemaal wat vaag. Er werd nogal wat afgeblowd. Ik heb in allerlei bandjes gespeeld. Ging in Amsterdam wonen en later in Utrecht en weer terug naar Arnhem. Het was een tijd van no-future en je hield er geen rekening mee dat je nog eens veertig of vijftig kon worden. Live fast and die young, dat was het motto, wat ik nu niemand meer zou aanbevelen.”
Country Road
De punkbandjes gaan over en Pouderoyen komt, om zijn brood te verdienen, als zanger/gitarist terecht in het schnabbelcircuit van coverbandjes. “Dat is een periode waar ik niet zo trots op ben. Als punkers waren we nog creatief met eigengemaakte liedjes, maar nu speelde ik muziek van anderen. Ik speelde zelfs in een country-band (Ranchhouse Favourites, TvdB) en nadat ik voor de zoveelste keer Country Road had gespeeld, terwijl de inline-dancers voor me neus hun rondjes maakten, voelde ik opkomen dat het tijd werd voor mezelf te beginnen, ook zelf te gaan schrijven, in het Nederlands want als je iets te vertellen hebt moet je dat in je eigen taal doen.”
Maar zover was het nog niet. Pouderoyen maakte nog de overstap naar Milk, een beloftevolle band. Het avontuur eindigde echter na drie jaar roemloos, maar het leverde nog wel een mooie televisiedocumentaire op waarin het lief en leed van de band in beeld werd gebracht, en waarin vooral te zien was dat Pouderoyen het wel gehad had met de popmuziek.
“Ik kende enkele leden van Flairck, waaronder Hans Visser, en zijn stimuleerden mij Nederlandstalige liedjes te schrijven voor een project. Dat ging uiteindelijk niet door, maar ik had wel allerlei materiaal en toen zeiden ze ‘Waarom ga je het zelf niet zingen en spelen’.”
Na een optreden als Russische volksheld Vladimir Visotsky in de theaterproductie From Russia With Love van Hans Visser, trekt Pouderoyen in 2001 de stoute schoenen aan en betreedt samen met de accordeonist Onno Kuipers de podia met zijn liedjesprogramma De Liefde en de Kroeg. Er is nog een tussendoortje als gastmuzikant tijdens een toernee met Flairck, maar in 2003 volgt het programma Het is nooit goed of het Deugt Niet en inmiddels staat hij al weer enige tijd op de planken met De Ideale Schoonzoon waarbij Ronald de Jong de bas bespeelt en HenkJan van Minnen de accordeon.
“Ik heb een echte accordeonstem, een beetje doorleefd, aards vooral, zoals Tom Waits. De octaven die ik bezit heb ik geleerd uit te buiten. Ze vergelijken me nogal eens met Maarten van Roozendaal, maar hij heeft een hogere stem. Maar qua sfeer en romantiek zijn er wel overeenkomsten. Roozendaal zingt ook over dingen die mensen raken. Het moet in een lied ergens over gaan, vaak is dat de liefde en de dood, maar het gaat erom hoe je het verwoordt.”
Hij draait een nieuw shaggie en drinkt een derde cappuccino. Sinds kort heeft hij een relatie die wat langer duurt dan gemiddeld bij Pouderoyen. “Met Fanny zou ik wel oud willen worden. Zij is een prachtmens, ze geeft me de ruimte die ik nodig heb en ze begrijpt waarvoor ik leef. Heeft ze me getemperd? Als dat zo is, is dat een compliment voor haar, maar ik vind zelf niet dat ik rustiger ben geworden. Mijn hoofd zit altijd vol met allerlei ideeën en die moeten eruit. En tijdens een optreden voel ik me weer als in de punktijd, dan barst ik van de energie en is het best nog wild. Naar een optreden neem ik altijd twee schone overhemden mee want die heb ik wel nodig. Ach, de punkers. Van al mijn vrienden van toen ben ik de enige die nog in de muziek zit. Zeggen zij: ‘je hebt van je hobby mooi je beroep weten te maken’ en dan zeg ik ‘maar nu heb ik geen hobby meer’.”