‘Gelukkig is er verschrikkelijk veel wel gelukt’
Gepubliceerd: zaterdag 14 maart 2015 11:56
Door Jeroen Wielaert - Vandaag, zaterdag, wordt hij 70 jaar, maar diep van binnen blijft Herman van Veen het joch van Kievitdwarsstraat 52. In heel mooi plat Utrechts kan hij voorlezen over oom Frans, als ze denken dat de winst van de voetbaltoto binnen is. Over de vakantie aan de Rio Bravo, Torremolinos, de kleurentelevisie die Tante Jans had kunnen vragen en dat ze net een wandelende tak is 'met platte tiete, dat zijn geen borste, dat zijn deuke!'
Het staat allemaal in Van Veen’s net verschenen memoires: Herinnerde Dagen. In losse stijl, bijna terloops anekdotisch vertelt hij over een simpele Utrechtse jeugd uitmondde in een wereldloopbaan als Harlekijn die duurt tot de dag van vandaag.
Afgelopen week interviewde ik hem voor de NOS-radio. Hierbij een integraal uitgeschreven versie.
Met Harlekijn is het begonnen. Het was een bestemming voor het leven.
Van Veen: ‘Bij nummer 47-bis stond een toneel in de straat. Het Cocktail Trio speelde daar, Johnny en Rijk, de Selvera’s, dixieland. Dan dansten wij. Het waren prachtige feesten. Het is de kiem waardoor ik in het variété terecht ben gekomen. Een mooie tijd.
Mijn vader was typograaf bij Het Parool, letterzetter. Hij was ook onderwijzer op de grafische school en voorzitter van de grafische bond. Hij kreeg de opdracht om feesten te organiseren in het NV-huis en Tivoli. Dan mocht ik als mannetje mee naar de voorbereidingen, het stemmen, het repeteren.
Ik heb daar Tom Manders leren kennen, Toon Hermans, Wim Sonneveld, Frans Poptie, Sem Nijveen. Mijn vader was ook bevriend met die mannen. Ik heb altijd contact gehouden met ze. Toen ik zelf een beetje populair werd en op de radio was, kwam ik die kerels tegen en herinnerde ik ze aan dat jongetje in Tivoli en het NV-Huis.’
Het heeft geleid tot een loopbaan die over de hele wereld ging. Dertig jaar geleden kwam het tot een uitnodiging van de Duitse Bondskanselier Willy Brandt voor een grote manifestatie. Over populariteit in eigen land niks te klagen, maar is de waardering in het buitenland toch niet groter?
‘Nee, dat is niet aan de orde. Er is voor mij geen trouwer, mooier publiek dan in Nederland. Mensen van mijn leeftijd komen met hun kinderen en kleinkinderen. Ik ben rijk met wat ik heb gedaan en doe.’
In het boek staat veel bezorgdheid over kinderen, over de dood van een joods meisje in de oorlog. Maar verstopt de Harlekijn zijn eigen zorgen niet?
‘De mensen kunnen lezen dat het onvermijdelijk aanwezig is. Ik leg er alleen niet te veel nadruk op. Je kunt het leven niet doorkomen zonder kleerscheuren. Er is me ook wel gevraagd of ik dingen anders gedaan zou hebben. Dat is onnozel om over na te denken. Ik heb door die carrière ook veel gemist. Dingen met de kinderen en dergelijke, omdat ik zo intensief vaak weg was. Dat merk je nu er kleinkinderen zijn. Dan denk ik: was ik toen ook bij die ouderavond? Er is een hoop niet gelukt, maar gelukkig is er verschrikkelijk veel wel gelukt.’
Heel actueel is de aanslag op Charlie Hebdo…
‘Ik heb daarover geschreven. Het gaat me net te ver om je te identificeren. Dat is niet aan de orde. Waar ik eigenlijk aandacht voor vraag, niet alleen in het boek, maar ook in mijn voorstellingen, dat het goed is om naar de bron te kijken, waarom dit soort dingen mogelijk zijn. Dat is toch op een of andere manier sociaal maatschappelijke verwaarlozing. Die achterstandswijken in Parijs zijn een hele onaangename bron. Het is niet alleen in Parijs, maar in veel grote wereldsteden en niet in de laatste plaats in de ontwikkelingslanden.’
En het geloof? Dat is toch een probleem?
‘Het geloof is een horror. In zijn oorspronkelijke klassieke betekenis is religie herverbinden. Het is het verbinden tussen het zichtbare en het onzichtbare. Dat is de taak die in het woord religie besloten zit. Daar is iets verschrikkelijks uit gegroeid. Mensen hebben er beelden bij bedacht en zich die beelden eigen gemaakt, zo erg dat als je niet het beeld ziet dat zij geloven, dat ze zich rechten toe eigenen, waardoor ze zelfs je leven mogen nemen. Dat is pervers. Dat is afschuwelijk. Het heeft ook te maken met de attitude van: het zal zo’n vaart niet lopen. Er bestaat een prachtig gedicht van Judith Herzberg. Het zegt: ‘Het is altijd erger dan je denkt/ook als je denkt het zal wel erger zijn dan je denkt/dan is het toch nog erger dan je denkt.’
Ik denk dat dat het geval is. Dingen als het terugbrengen van de ontwikkelingssamenwerking. Dat is ongelooflijk oneconomisch.’
Je kende de vermoorde tekenaar Georges Wolinski…
‘Hij was een vriend van Moebius, een tekenaar die ik geweldig bewonderde. Hij maakte onder andere de Blueberry-westernstrips. Hij kwam naar onze voorstellingen in Parijs. Een hele aimabele man, helaas is hij overleden. Via hem heb ik mensen leren kennen. Ook Wolinski. Dan komt het op een of andere manier heel dichtbij.’
Het was een aanslag op het vrije woord, schrijf je.
‘Ja, dat woord is wat ons onderscheidt van de dieren. Het is het hoogste goed. Het is zoals de vader van Theo van Gogh zei: ‘Je hoeft het niet te zeggen, je mag het zeggen.’ Dat is een ongelooflijk recht dat we hebben. Het is verschrikkelijk dat mensen om dat wat ze zeggen bedreigd en gedood worden. Dat is hoogst alarmerend.’
Is het iets dat je sinds die aanslagen met je meedraagt?
‘Nou ik denk dat dat geldt voor iedereen die zich bezig houdt met esthetiek, met zingen, schilderen en schrijven over hoe de wereld ervaren. Hoe explicieter je in die uitingen wordt, hoe risicovoller het is. En zeker niet na de intrede van alle digitale mogelijkheden die er zijn. De wereld is niet eenvoudig.’
Ben je voorzichtiger geworden?
‘Niet voorzichtiger, wel zorgvuldiger. Als je op toneel of in een boek wat zegt wordt dat minder opgemerkt dan als je iets zegt in een talkshow, radioprogramma of een seminar. Buiten dat artistieke kader is alles geregistreerd. Bij een seminar op ons landgoed komen dingen b innen vijf minuten op Youtube. Niets is meer niet gezien. Ik zing dat ook in een liedje op mijn nieuwe cd: Alles wordt gezien.’
Moet je moedig zijn?
‘Ik ben niet zo’n held, maar ik ben ook niet bang genoeg om te zwijgen.’