Verzet in Utrecht
Gepubliceerd: dinsdag 5 mei 2015 07:00
Door Jan Jansen - Slechts een klein deel van de Utrechtse bevolking was tussen 1940 en 1945 actief bij het verzet betrokken. De meerderheid koos voor een stille afzijdigheid en paste zich aan.
De keuze voor aanpassing sloot echter niet uit dat Utrechters soms voor een principiële beslissing kwamen te staan. Dat gold zeker voor ambtenaren en stadsbestuurders die door de aard van hun werk veel met de bezettingsmacht te maken hadden.
Als de bezetting in 1942 verhardt en joden vervolgd worden beginnen de verzetsactiviteiten te groeien. Het aan onderduikers verlenen van hulp was een belangrijke vorm van verzet. Praktische problemen waren er bij het bemachtigen van distributiepapieren om voedsel te kunnen kopen en valse identiteitspapieren om persoonscontroles te kunnen doorstaan.
Riet Ravesteijn vertelde dat toen ze 11 tot 14 jaar was er constant onderduikers in de Nicolaes Ruychaverstraat bij haar thuis woonden. Buren waren nieuwsgierig en roddelden. Riet zelf was doodsbang als er een razzia gehouden werd en wist dat de onderduikers zich maar ternauwernood in en achter een kast konden verstoppen. Ze vluchtte dan naar de overburen omdat ze door haar angst alles zou kunnen verraden.
Ook het gebrek aan privacy met zoveel mensen extra in huis die nergens heen konden maakte het leven zwaar. Sommigen zetten de klok ’s avonds een tijd vooruit met de bedoeling dat onderduikers dan eerder naar bed gingen en het gezin zelf nog wat tijd voor elkaar had.
Sabotage kwam in toenemende mate voor naarmate de oorlog vorderde. Ambtenaren van de Kultuurkamer verbrandden vertrouwelijke stukken. Bij Werkspoor werd zand in de lagers van treinstellen gedaan die gebruikt werden voor gevangenentransporten naar concentratiekampen.
Veel werd gedaan om oorlogsvoering door de Wehrmacht zo moeilijk mogelijk te maken. Bij Douwe Egberts deed de 19 jarige koffieverpakker Antoon Diemel steentjes in de koffiebalen die voor Duitsland bestemd waren. In weekenden ’s nachts bracht hij hongerige Utrechtse kinderen met een onverlichte vrachtwagen naar gastgezinnen in het Friese Joure. Toen hij werd gearresteerd en in Hamburg tewerkgesteld aan onderzeeërs draaide hij de bouten los in plaats van vast. Toen zijn sabotage uitkwam kon hij op het nippertje vluchten en kwam na weken door Duitsland te hebben gezworven weer thuis. Velen waren jong en zich nauwelijks bewust van het gevaar bleek uit een interview met Diemel op 95 jarige leeftijd.
Mensen verkeerden constant in onzekerheid en angst. Duitse propaganda werd niet vertrouwd. De officiële kranten stonden onder curatele van de bezettingsmacht. Voor betrouwbare informatie luisterde men stiekem naar Radio Oranje of werden illegale kranten met toepasselijke namen gelezen als Het Vrije Volk, Vrij Nederland, Het Parool, Trouw, Je Maintiendrai en dergelijke. Er waren ook nog allerlei buurtkrantjes die ergens op zolder werden geschreven en gestencild. Het verspreiden gebeurde ook wel door kinderen want die waren nooit echt verdacht.
Dat was wel een zware verantwoordelijkheid want afleveradressen moesten goed uit het hoofd worden geleerd vertelde Jan Fillekers uit de Orchideestraat, die als zesjarige met illegale krantjes onder schillenafval op pad werd gestuurd. Werd je opgepakt met een lijst namen dan zou de ellende voor betrokkenen niet zijn te overzien. Verkeerd bezorgen zou ook voor grote problemen kunnen zorgen.
Een slag aan de illegale kranten werd uitgedeeld door de inval in augustus 1944 door de Sicherheitspolizei op het hoofdkwartier van Je Maintiendrai aan de Neude. De redacteuren Wüthrich en Vlot werden gearresteerden en in Haarlem gefusilleerd.
Naarmate de oorlog vorderde nam het gewapende verzet steeds meer toe. Men hoorde van de Duitse verliezen in 1942 en 1943 in Rusland en begreep dat de bezettingsmacht daardoor aan het verzwakken was. Er waren allerlei initiatieven, zoals van Klaas Postma, een bouwkundig tekenaar bij de Spoorwegen. Hij woonde met zijn gezin in de Franz Schubertstraat tegenover een school waar Duitse soldaten waren ingekwartierd. Op zijn zolder verborg hij joden en munitie. Postma wilde zich verzetten omdat zijn rechtsgevoel door Duitse maatregelen steeds meer werd aangetast. Daarom richtte hij in 1942 de verzetsgroep Oranje Vrijbuiters op. Het hoofdkwartier was Nieuwegracht 151.
Aanvankelijk was het doel hulp te bieden bij onderduikers. Toen dat aantal onderduikers sterk toenam moest er op grote schaal aan bonkaarten en valse persoonsbewijzen gekomen worden. Daarom werd in mei 1943 een knokploeg opgericht. De knokploeg pleegde overvallen op distributiekantoren en bemachtigde zo bonkaarten, blanco persoonsbewijzen en Ausweisen.
Ook werden aanslagen gepleegd op landverraders en NSB-ers. In augustus 1943 werden alle leden van de Oranje Vrijbuiters door de Sicherheitspolizei gearresteerd en overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Op 29 februari 1944 werden 20 Oranje Vrijbuiters op de Waalsdorpervlakte geëxecuteerd. Bertus Heij kreeg op het allerlaatste moment gratie omdat hij op 20 april 1915 in Utrecht geboren was, dezelfde verjaardag als Hitler.
Na Dolle Dinsdag in september 1943 vonden verzetsgroepen dat ze meer het recht in eigen hand moesten nemen en niet alleen maar op de bevrijders moesten wachten. De onderlinge samenwerking werd geïntensiveerd. Dit kreeg in september 1944 organisatorisch vorm in de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), waarvan prins Bernhard het opperbevel droeg. In Utrecht heeft de BS 3500 leden gehad. Het merendeel had geen wapens en kon geen rol van betekenis spelen. Het eigenlijke werk kwam op een paar honderd man neer die zich vooral bezig hield met inlichtingenwerk. In Brigittenstraat 20 werd goed verstopt de Centrale Inlichtingendienst gevestigd.
Een belangrijke taak van de BS was om cruciaal geachte gebouwen als de Pegus, gasfabriek, postkantoor, hoofdgebouw NS te beschermen. Ze moesten dan het door de Duitsers geplaatste springstof tijdig onklaar maken.
Makkelijk ging het niet met de onderlinge samenwerking van verzetsgroepen. Er was veel discussie over de werkwijze en het leiderschap. Bij de voorbereiding van elke sabotageactie moest een represaille van Duitse zijde worden ingecalculeerd. Toen de foute politieman Sijpkens werd geliquideerd werden 10 illegale werkers die in de gevangenis op het Wolverplein zaten als vergelding gefusilleerd. Verwijten en beschuldigingen van verzetsmensen onderling waren niet van de lucht.
Op Bevrijdingsdag op 5 mei heeft de BS de elektriciteitscentrale aan het Merwedekanaal nog moeten verdedigen om vernieling door de Werhrmacht te voorkomen. De volgende dag werd voor de gevangenis Wolvenplein het Wilhelmus door BS-ers gezongen bij de vrijlating van hun kameraden.