Dagboek tiener Ria over leven en dood tijdens de oorlog
Gepubliceerd: vrijdag 8 mei 2015 08:00
Een jaar lang, van oktober 1943 tot en met september 1944 schreef Ria van Eijk over haar tienerleven. Haar dagboek laat zien hoe het leven tijdens de oorlog gewoon doorgaat zoals het zoenen met vriendjes, maar ook zij ontkomt niet aan de ellende die een oorlog met zich meebrengt zoals de dood van haar zusje door difterie.
Willem Geijssen vond enkele jaren terug het dagboek in de nalatenschap van zijn moeder Ria (1928- 1978) en besloot het openbaar te maken. Het is in zijn geheel te zien en te lezen via een speciale website: klikhier.
Het dagboek begint op 30 oktober 1943, Ria is dan 15 en kort daarvoor geopereerd aan haar blinde darm, en stopt abrupt op 12 september 1944. Plaats van handeling: Utrecht, de Adriaen van Ostadelaan 119.
Ria heeft de Christelijke Lagere School met Uitgebreid Leerplan aan de Bloemstraat doorlopen. Daarna bezoekt ze de huishoudschool kort, ruilt die in voor de avondschool en gaat werken bij Schaafsma's Boekhandel aan de Voorstraat 5, waar ze op de dag dat het dagboek begint ontslag neemt.
Zij is sinds enige tijd iedere woensdag op dansles bij Dansschool Zegers aan de Breedstraat en gaat geregeld naar de bioscoop. Met vrienden of vriendinnen, of alleen. Vriendjes wisselen elkaar in rap tempo af. Relaties ontstonden snel en betrekkelijk gemakkelijk, meestal bij IJssalon Venezia op de Voorstraat, toen een populaire hangplek voor de jeugd.
Het gezin van Eijk heeft vier kinderen: Rietje van 15, Gerard van 13, Anneke van 3 en Ries van 5. Vader werkt eerst op de tram en de bus, later bij de gasfabriek, als gasmetercontroleur en nog later als beheerder van een speeltuin in de Rivierenwijk. Een keurig gezin, blijkt al in de eerste bladzijden. Breed hadden ze het niet.
Het gezin aan de ‘Laan’ ontkomt niet aan leed. De 3-jarige Anneke overlijdt aan difterie. Het is een ramp voor de familie waar een eerder dochtertje, met het syndroom van down en met dezelfde naam was al overleden in januari 1937.
Ook Ria is draagster van difterie. Ze kon het net als veel andere kinderen in die oorlogsjaren makkelijk krijgen. Snelle behandeling met medicijnen was dan noodzakelijk maar vanwege de oorlog kon je daar niet altijd op rekenen. De angst zit er dan ook lange tijd goed in bij haar of zij er ook ziek van zou worden of niet.
Een paar maanden na het overlijden van de Anneke wordt er in het gezin Van Eijk een dochtertje geboren, dat in het anti-Duitse gezin uiteraard de naam Wilhelmina krijgt, roepnaam Wil.
Men trekt zich betrekkelijk weinig aan van de door de Duitsers opgelegde regels. Ria reist regelmatig per trein. Ze gaat met haar vrienden naar Bilthoven, naar het natuurbad ‘De Biltse Duinen’, naar Maarssen, Amsterdam, Amersfoort, neemt altijd brood mee voor onderweg en begeeft zich ook na spertijd gewoon op straat.
Ze verkoopt broches ten behoeve van de onderduikers, maar ook zeep, gaat naar dansles en zeer vaak naar de bioscoop, met vriendjes die trakteren, of met haar moeder, maar ook wel alleen en enkele keren bezoekt ze een theater- of muziekvoorstelling, zingt mee met anti-Duitse liedjes en gaat op zoek naar trendy kleding ondanks de schaarste. Hoewel ze geen echte verzetsstrijdster is zijn er wel vormen van verzet zoals het dragen van witte jassen. Veel jongeren doen dat als tegenwicht tegen de zwarte kledij van de uniformen waarin NSB'ers zich laten zien.
De regels van de spertijd worden gaandeweg wel duidelijk strenger gehanteerd. Op 6 juni 1944 leeft iedereen op, de invasie in Normandië. Niet voor de laatste keer wordt verzucht: misschien is het nu eindelijk afgelopen!
Dolle dinsdag 5 september 1944 wordt uitvoerig beschreven, de dag dat de Duitsers dachten (en de Nederlanders trouwens ook) dat de slag bijna was verloren. Dan zien we ook dat de Duitsers in paniek overgaan tot het in beslag nemen van fietsen. Je werd op de Nachtegaalstraat simpelweg van je fiets gehaald en kon dan verder gaan lopen.
De stad Utrecht wordt in het televisieloze tijdperk nauwkeurig en levendig beschreven; de Viebrug, de Nachtegaalstraat, het gebouw van de NS, de Voorstraat, de Wittevrouwenstraat, IJssalon Venezia.
Wat opvalt is de makkelijke manier van contact maken van de jeugd onderling. De meisjes en de jongens lopen avonden en dagen achter elkaar door de stad, ieder moment als de gelegenheid daar is. Jongens wenden zich gemakkelijk tot meisjes, komen direct ter zake, vragen om verkering nadat ze een meisje een keer mee naar de bios hebben genomen en vaak is dat laatste niet eens aan de orde.
En men is verschrikkelijk jaloers, met een andere jongen praten is eigenlijk al taboe en reden voor een hoop achterdocht. Een meisje moest haar maagdelijkheid goed bewaren, maar gezoend werd er des te meer. De een wisselt in een razend tempo de ander af. Ondanks de oorlog en de ‘gewone’ dagelijkse ellende gaat alles gewoon door. Van vaste verkering is weinig sprake en als dat wel zo is dan duurt het zelden langer dan een paar dagen, soms een paar weken.
Achterin het dagboek vinden we een lijst met namen adressen van vrienden en vriendinnen. Nauwkeurig staat achter elke naam vermeld in welke categorie de betreffende persoon past: schat, liefje, wel aardig, gaat wel, onbetrouwbaar. Maar ook uitgebreidere beschrijvingen als: Duitsgezind, bah!, of: van een boer kun je nooit een heer maken. Als een jongen niet snel genoeg hapt dan wacht het meisje geduldig, maar neemt in de tussentijd gewoon een ander.
Tussen neus en lippen door komen in het dagboek ook persoonlijke minder prettige zaken aan de orde, de gedragingen van broertje Gerard, die binnen het gezin niet altijd zo functioneerde zoals het hoort. Of Riesje van vijf die al sigaretten rookte.
Ria werkt in 1944 bij de Spoorwegen en doet mee aan de Spoorwegstaking. Een paar dagen voordat die staking op 15 september uitbreekt, eindigt Ria's tamelijk dagboek abrupt. Ze heeft het geluk de hongerwinter door te kunnen brengen bij een boerenfamilie in de Betuwe, waar ze daarvoor misschien al geregeld aardappelen haalde.
Of Ria echt gestopt is met schrijven, of dat ze doorgegaan is en de dagboeken verdwenen zijn, is niet duidelijk. Haar zoon Willem Geijssen vermoedt het laatste. Hij kan zich niet voorstellen dat 'zoiets verslavends'zomaar stopt.