Alexis de Roode sloot in 2007 als laatste dichter de laatste Nacht van de Poezie af in het Muziekcentrum Vredenburg, zaterdagnacht was hij de eerste die op het zelfde podium, maar nu in TivoliVredenburg zijn gedicht mocht voorlezen.

In 2007 sloot hij bij het ochtendgloren af met een ode aan de komende zon en nu zocht hij zijn inspiratie in de zomerzonnewende.

Tijdens de presentatie maakte dichter Ingmar Heytze bekend dat Alexis de Roode inmiddels is uitgeroepen tot de Gildemeester van het Utrechtse Dichtersgilde.

(De Nacht van de Poezie in TivoliVredenburg is dit jaar op 20 september.)

De gezant

Kijk. Hij is gekomen, de zon

die dagen overbodig maakt.

De dieren wachten met trillende oren

vergeefs op het uur van jacht.

De stille huizen zijn tot in de kelders verlicht.

Het is nacht en alles is wit.

-

Kijk. Daar komt een mannetje.

Het tekent op de grond een vierkantje

en stapt erin. Een inbeslagneming.

Dit is mijn nacht, zegt hij.

In dit vierkantje ben ik de nacht.

Kijk, mijn handen, mijn voeten,

schoenmaatje acht, hoe vol

van nacht ze zijn. Dit brilletje,

dit dunnend hoofdhaar, de kippenborst:

fonteinen van nacht.

In dit broekje vind je niets dan nacht.

De sokken, de stem, tot de rand gevuld met nacht.

Zoiets vind je nergens.

Misschien in het heelal, ver achter de zon.

-

Ik sleepte de nacht in netten achter mij aan,

zeven jaar lang, tot ik een plek had gevonden

zo nachtloos, zo stil en schoon als een lucifer.

Ik vond een donker visnet in een trog

en toen ik het wegtrok, werd de diepzee licht.

Nu sla ik sla waterputten

waar ik mijn hoeven zet:

lonkende putjes nacht die verdampen als ik spreek.

-

Ik ben de kale miezerige essentie van nacht.

En als een God werp ik de nacht over u uit.

-

Alexis de Roode

Alexis de Roode. Foto: Ton van den Berg