Louis Engelman – Hij is te typeren als een veelzijdig Utrechts kunstenaar. Ruben van Gogh (57) schrijft gedichten, presenteert deze op poëzieavonden en festivals in binnen- en buitenland, bedenkt libretto’s voor musicals en opera’s en onderzoekt een nieuwe creatieve kant in smartphone-art. Tot opeens alles op zwart gaat.

‘Ja….. eh, hoe moet ik dit gaan aanpakken’, reageert hij als dat laatste ter sprake komt. We laten het even rusten. Er is over de tijd vóór dat moment genoeg te vertellen.

In de omschrijving ‘talige man’ herkent hij zich wel. Een kwaliteit die, denkt Ruben, in zijn jonge jaren werd ontwikkeld als gevolg van de vele verhuizingen (Dokkum, Leeuwarden, Kollum, Snakkerburen, Rijperkerk, Gieten). ‘Ik was altijd de kleinste van de klas en dan moet je goed voor jezelf kunnen opkomen. Dat deed ik met snelle grapjes en gevatte teksten. Taal is misschien daardoor wel de rode draad in mijn leven geworden.’

Van huis uit kregen hij en zijn twee jongere zussen die liefde voor het woord overigens niet mee. ‘Mijn moeder kwam uit een muzikale omgeving, ze gaf viool- en pianoles. En mijn vader vond een baan als agoog in het sociaal-cultureel werk.’
Het was een jaren zeventig gezin, herinnert Ruben zich zijn jeugd. ‘In ons kleine christelijk dorp werden wij als een beetje rare mensen gezien. Mijn ouders deden aan transcendente meditatie en stemden CPN. Ze zijn gescheiden toen ik zestien was.’

Dat was ook precies de leeftijd waarop hij interesse had gekregen in het schrijven van gedichten. ‘Ik vond alle plezier- en onzindichters het leukst. Ik hield van beroemde zinnen als ‘ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen.’ Het inspireerde hem om zelf met grappige teksten aan de slag te gaan, wat aan het eind van zijn vwo tot een heuse cabaretvoorstelling leidde.

Na de middelbare school in Veendam koos Van Gogh voor een universitaire opleiding in Groningen. Eerst biologie, later sociale geografie. Beide studies maakte hij niet af. ‘Tijdens mijn stages stond ik voor klassen met de energie van iemand die een theatervoorstelling geeft. Maar ik kreeg al snel in de gaten dat als ik daarin door zou gaan ze me op m’n vijfendertigste van de straat zouden kunnen schrapen.’

Bovendien ging zijn belangstelling steeds meer uit naar het cabaret. Samen met een oud-schoolgenoot schreef hij zich in voor het eerste Groninger Studenten Cabaret Festival. En tot hun verrassing wonnen ze meteen de publieksprijs.

Optreden

Ook met zijn gedichten beklom Ruben het podium. Toen in 1989 in Groningen de Pythische Spelen voor studenten werden georganiseerd nam hij daaraan deel in de categorie poëzie. ’Ik viel weliswaar niet in de prijzen, maar met de winnaar Jos Tolboom ben ik daarna wel gaan optreden. Onder meer in het pas opgerichte Universiteitstheater.’

Ze bedachten een voorstelling waarin cabaret en dichtkunst werden gecombineerd. ‘Het programma noemden we ‘theaterpoëzie met gymnastische aspecten’. Dan ging ik bijvoorbeeld op zijn schouders staan om een gedicht voor te dragen.’

Serieuzer werd zijn aanpak in 1990 met de oprichting van het dichterscollectief Triade, waaruit het boekje ‘Het omgelegde Eelderdiep’ ontstond. Ruben schiet in de lach bij een opmerkelijke herinnering uit die tijd. ‘We kregen post van het Lira Fonds dat opkomt voor de belangen van schrijvers. In hun brief stond dat de bundel over het Eelderdiep in de afgelopen jaren één keer was uitgeleend in de bibliotheek van Delfzijl. Daardoor hadden wij recht op een bedrag van 10 cent, met z’n drieën te delen. Later ontvingen we ook nog keurig de mededeling dat het geld op onze rekeningen was overgemaakt. Voor mij dus een bedrag van 3 cent.’

Nee de dichtkunst bleek geen vetpot. Zijn basisinkomen werd in die tijd voornamelijk gevormd door een uitkering. Een bescheiden bedrag dat hij probeerde aan te vullen met kleine baantjes. Zoals het redigeren van de cultuurpagina voor een huis-aan-huiskrant in Leeuwarden. Ook stelde hij de Knettergazet samen die werd uitgebracht in aanloop naar de musical Knetter.
Ruben: ‘Zo modderde ik door. Tot ik in 1997 tijdens het Utrechtse Poëziecircus in Parnassos mijn vrouw Irene leerde kennen. Toen ben ik een eigen zzp-er-bedrijfje begonnen.’ 

Voor zijn relatie verruilde hij het noorden voor de Domstad. Eerst betrokken ze samen een woning aan de 1e Atjehstraat in Lombok om in 2000 in hun huidige huis langs de Vecht terecht te komen. Daar zijn ook hun twee kinderen geboren.

De dichterscarrière van Ruben van Gogh was toen al wel begonnen. Met in 1994 een min of meer officieel startpunt toen twee gedichten van hem werden opgenomen in de door Gerrit Komrij samengestelde uitgave: ‘De Nederlandse poëzie van de 19e en 20e eeuw in duizend en enige gedichten’.
Het zorgde er tevens voor dat hij werd hij benaderd door de Amsterdamse uitgeverij Prometheus, die in 1996 zijn eerste bundel ‘De Man van Taal’ op de markt bracht. Inmiddels heeft hij zes dichtbundels op zijn naam staan.

Maar daar bleef het niet bij. De kunstenaar werkt sindsdien gedreven aan een breed artistiek oeuvre. Hij stond mede aan de wieg van het Utrechts Stadsdichtersgilde, was betrokken bij de aanleg van ‘De Letters van Utrecht’ die een spoor vormen langs de Oudegracht en mocht zijn gedichten op tal van openbare plekken in Utrecht zichtbaar maken. Ook vertaalde hij gedichten van de Franse poëet en zanger Jacques Prévert.
   

Op veel podia in binnen- en buitenland heeft Van Gogh zijn gedichten voorgedragen (foto: Ton van den Berg)

Libretto’s

Zijn muzikale creativiteit toonde Van Gogh bovendien in vijftien libretto’s voor opera’s, waarvan in Utrecht ‘Trijn’ de bekendste is. Dit theaterstuk over Trijn van Leemput werd in 2022 in TivoliVredenburg opgevoerd ter gelegenheid van het negenhonderdjarig bestaan van de stad Utrecht. 

De belangstelling voor dit genre ontstond bij hem in 2005 toen hij voor het Yo! Opera Festival samen met componist Bob Zimmerman ‘Busvlinders’ mocht maken. Deze werd ten gehore gebracht in zes buslijnen van het jubilerende GVU.

Met diezelfde componist boekte hij kort daarna in het Westland successen met ‘Kromme Jongens – de musical’. In deze groots aangepakte show over het kassengebied werd de geschiedenis van de lokale rockband ‘Kromme Jongens’ uitgebeeld. De musical werd 37 keer opgevoerd en trok ruim 26.000 bezoekers. *)

Over zijn dichterschap stelt Van Gogh het meeste plezier te ontlenen aan gedichten die zich bijna als vanzelf ontrollen. ‘Ik gebruik daar de term ‘gebeurende poëzie’ voor. De eerste zin komt bijvoorbeeld voort uit klank. Je hoeft er daarna maar een zetje aan te geven om het hele gedicht te laten ontstaan.’
Hij wil nadrukkelijk geen poëet zijn die een boodschap overbrengt. ‘Bij dichten gaat het mij om wat de taal brengt. Die bepaalt de inhoud. Ook als ik iets in opdracht schrijf. Dan blijft het toch mijn streven het gedicht zo te maken dat het ook los daarvan in een bundel zou kunnen staan’. 

Binnen het Utrechts Stadsdichtersgilde, waarvoor hij tweemaal ‘gildemeester’ was,  blijft hij dat uitgangspunt trouw. Zoals bij het maken van een dichterlijke tekst voor een ‘eenzame uitvaart’, een concept dat hij met Nanne Nauta in Utrecht introduceerde. De deelnemers in het gilde worden in dat geval gevraagd overledenen zonder familie en vrienden met een toepasselijk gedicht uit te luiden.

Soms betreffen dat heel trieste gevallen, weet hij uit ervaring. Zoals de keer dat een baby dood gevonden werd in de Utrechtse afvalverwerking. Ruben: ‘Een meisje. Zo verdrietig. Mijn dochter was toen zelf nog heel klein. Dan doe je daar toch extra je best voor.’

Van Gogh houdt ervan zijn werk voor te dragen aan een publiek. Hij herkent zich daarom wel in de omschrijving ‘podiumdichter’. ‘Ja, ik vind dat een erg leuke activiteit. Half Nederland ken ik inmiddels van de optredens. Ik denk ook wel alle festivals te hebben gehad. Ook die in het buitenland.’
Diverse keren trad hij op tijdens de Utrechtse Nacht van de Poëzie. Maar evengoed maakte hij poëzie-uitstapjes naar steden als Milaan, Kaapstad en Singapore. Als heel speciaal vernoemt hij de presentatie van Poëzie in Carré samen met de in 2015 overleden Joost Zwagerman.

Zwart

Ruben van Gogh leidde kortom een dynamisch literair leven. Totdat het twee jaar geleden goed mis ging. Dat begon vrij onschuldig met een longontsteking. Maar de hoge koortsen sloopten zijn gestel en maakten het noodzakelijk hem op te nemen in het Antonius Ziekenhuis Leidsche Rijn. Na tal van onderzoeken constateerden de artsen daar dat hij de papegaaienziekte had opgelopen. 

En toen…. Hij herinnert het zich nog goed. ‘Er kwam een fysiotherapeut aan mijn bed omdat ik veel gewicht had verloren. Even daarna werd letterlijk alles zwart. Ik zag alleen nog maar sterretjes.’ 

Omdat alles duidde op een herseninfarct werd Ruben met spoed per ambulance overgebracht naar het Antonius in Nieuwegein, waar hij in een gespecialiseerde afdeling beter kon worden behandeld. 
Een hersenoperatie bleek tot zijn opluchting niet nodig. Met de juiste bloedverdunners werd het infarct bestreden. Toch was de impact voor hem groot, want na het ziekenhuis doorliep hij in De Hoogstraat nog een revalidatieprogramma van drie maanden.

Achteraf kan hij vaststellen dat de schade aan zijn lichaam en geest beperkt is gebleven. Een visueel gebrek aan zijn linker oog is vermoedelijk wel blijvend. ‘Ik zit nog in een heroriëntatiefase. Met praten en denken ben ik er wel goed uitgekomen, maar mijn hele werkzame bestaan van voorheen kan door oververmoeidheid niet meer. Schrijven lukt nog wel en ik ben nog creatief. Alleen niet meer veel dagen achter elkaar. Dichten heeft nu geen prioriteit. Wel geef ik af en toe weer een workshop. En ik doe wat vrijwilligerswerk.’

Ofschoon zijn herstel langzaam gaat trad Van Gogh eind januari toch alweer op voor een groot publiek. Tijdens de Poëziemarathon van het Gilde las hij enkele van zijn gedichten voor in de grote hal van de bibliotheek aan het Neude.

In de context van wat hem is overkomen is het opvallend dat in veel van zijn gedichten naast liefde, tijd en afstand ook begrippen als ‘komen en gaan’ een belangrijke rol spelen. Wat de vraag oproept of dit voor hem betekent dat alles zomaar ineens voorbij kan zijn.
Ruben reageert er anekdotisch op. ‘Toen ik in de ambulance lag bleef ik maar zonder het zelf te weten een carnavalsliedje uit de musical ‘Knetter’ zingen met als titel ‘Wie ben ik en waar ga ik naar toe?’ Dit gegeven moet er dus al onderbewust hebben ingezeten. Als mensen mij vroegen waar mijn gedichten eigenlijk over gingen, kwam ik daar altijd bij uit. Ook in de opera’s die ik heb gemaakt. Zonder dat ik me daar tijdens het schrijven echt bewust van was.’

Bang dat een tweede infarct zich aandient is hij niet. Ruben accepteert zijn terugslag met gelatenheid. Wat niet betekent dat hij zich erbij neerlegt. ‘Natuurlijk heb ik nog wel wat lijntjes uitstaan. Zo droom ik bijvoorbeeld over het maken van een jazz-opera. Dat lijkt me geweldig. Met een combo in een film-noir-sfeer in een café waar relatiedingetjes gebeuren.’

*) Kromme Jongens, de musical - zie hier deel 1 en hier deel 2.

Van Louis Engelman verschenen op Nieuws030 eerder kunstenaar-interviews met: