Welvaart Utrecht 76 - Restaurants: goed eten, maar geen sterren
Gepubliceerd: maandag 25 september 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 76.
Louis Engelman - Zoals al eerder is gememoreerd spelen studenten in de Utrechtse horeca een belangrijke rol. Ze zijn gewaardeerde consumenten. Velen verdienen er ook geld in de bediening om elders een biertje te kunnen betalen. Tezamen zorgt dat zeker voor een bruisende binnenstad.
De restaurants zitten vaak behoorlijk vol, en niet alleen in het weekeinde. De klandizie komt wel vooral uit de stad zelf. Want veel aantrekkingskracht hebben de établissementen niet op de mensen van buiten. Niet voor niets is er momenteel in Utrecht geen enkel restaurant dat op een Michelinster kan bogen.
Wat het doorsnee Utrechtse restaurant te bieden heeft werd in het verleden vaak omschreven met ‘studentenmaaltijden’. Maar daar wordt de Utrechtse horeca mijns inziens tekort mee gedaan. Want er zijn ook koks in Utrecht die op een hoger niveau presteren. In de DUIC-krant van vorig jaar november werden er een paar genoemd: Karel V, Amberes, Podium onder de Dom, Simple. Elvi, Goesting en restaurant Wilhelminapark.
Toch zijn dat er op een totaal van 800 restaurants niet zo veel. Er wordt wel gezegd dat een stad de horeca krijgt die het verdient. In Utrecht betekent dit dat er tegen een redelijke prijs fatsoenlijk voedsel wordt aangeboden. Met genoeg variëteit. Italiaans, Spaans, Grieks, Frans, Indisch, Amerikaans, Turks en Marokkaans, je kunt het overal vinden. De laatste jaren zijn vooral de Aziatische restaurants (Japans, Vietnamees en Thais) populair geworden.
Ook het café-aanbod is groot en er duiken steeds meer hippe koffiebarretjes op, die vaak ook dienst doen als werkplek voor zzp-ers.
Hoe anders was dat vroeger. Tot aan de jaren zeventig had Utrecht op horecagebied weinig te bieden. Jawel, je kon al ‘internationaal’ eten bij de Chinees-Indische restaurants, maar de culinaire mogelijkheden waren toch zeer beperkt. Wie sjiek uit eten wilde ging op het Vredenburg naar Hotel Noord-Brabant. Minder kostbaar, maar wel gezelliger, waren Rutecks aan de Potterstraat en Hecks aan de Leidseweg. En vooral bij vrouwen was de ‘American Lunchroom van Angeren’ aan de Lange Viestraat geliefd voor koffie en taart.
Terrassen waren er nauwelijks. Noord-Brabant kende er een voor de ‘betere stand’. Als alternatief kon je een plekje zoeken bij Bloems’ wijnkelder onderaan de Oudegracht bij het Stadshuis. Jong Utrecht verzamelde zich daar voor een biertje.
Zo ook indertijd studente Machteld Versnel, het latere raadslid, statenlid en kamerlid voor D’66. In het boek van Kees Visser herinnert zij zich ook hoe weinig terrassen er waren. Ze noemt Utrecht van die tijd ‘een tuttige stad, burgerlijk en kleinsteeds’. Machteld: ‘In de Stadsschouwburg zaten de kunstpausen die vooral alles hielden zoals het was. Het studentenleven was wel sterk omdat er verder geen bal te doen was.’
Over het gemis aan een centraal plein in de stad werd ook toen al algemeen geklaagd. Het Domplein was te winderig (is nog zo), het Stationsplein bleek voornamelijk een verkeerscircuit, de Neude was niet meer dan een parkeerplaats en ook het Vredenburg kon aan die wens niet voldoen. Architect F. Duwald schreef indertijd: ‘Het Vreeburg is als plein een horreur. Ga maar eens een kopje koffie drinken op een terras met het gezicht op de massa geparkeerde auto’s en op de beklemmende gevel van het Jaarbeursgebouw.’
Van een bloeiend caféleven was ook nog helemaal geen sprake. Mensen gingen niet vaak uit, want dat kostte te veel geld. Je had wel een paar bekende tenten zoals de Black Horse Bar aan de Drieharingstraat en De Neut aan de Oudegracht. Maar voor de jongeren waren dat in die tijd toch wel ‘ouwe lullen cafés’. Dikke Dries aan de Willemstraat was één van de eerste kroegen die een jong universitair- en sportpubliek aantrok. De Woolloomooloo werd de drukbezochte studentendiscotheek en café ’t Pandje aan de Nobelstraat ving daarna de afzakkers op.
Zelf herinner ik me nog goed de komst van het – wat wij noemden – eerste buitenlandse restaurant in Utrecht. Dat was ‘de Italiaan’ of ‘de pizzeria’ (met die lieve Rita en Sandro) aan de Voorstraat. Ook de Franse bistro van Fagel aan de Drieharingstraat werd trendsetter. Deze établissementen vormden de opmaat van de gigantische culinaire uitbreiding in de stad.
Volgende deel: Utrecht trekt steeds meer toeristen