'Onbegrijpelijk dat meneer en mevrouw op het monument staan'
Gepubliceerd: dinsdag 4 september 2018 21:18
Door Jim Terlingen
Ria Voorboom-Hendriks (68) haalt herinneringen op aan het Joodse echtpaar Albert Spanjer en Ingeborg Spanjer-Leiser die ten onrechte vermeld staan op het Utrechtse Joods Monument als zijnde 'overleden in de oorlog'. Ze wil graag over ze praten in de hoop dat meer mensen herinneringen hebben.
"Toen ik onlangs in de krant las dat de namen van Albert Spanjer en Ingeborg Spanjer-Leiser op het monument vermeld staan, schrok ik. Dat verdienen ze niet, dacht ik meteen. Ik heb ze namelijk goed gekend, ze zijn belangrijk geweest voor me.
Ik kwam in 1964 als tiener werken in hun modezaak Maison Iris op Oudkerkhof 46. Die zat daar naast de bekende banketbakkerij 'de Hoog Boots'. Ze hadden toen trouwens nóg een winkel. Dat was Maison Van den Berg, een hoedenwinkel op Bakkerstraat 5-7 die ze in 1958 overnamen.
"Bij Iris verkochten we sjieke dameskleding en ook hoedjes. De klanten die bij ons winkelden, kwamen uit de dure bovenlaag: mensen uit Oog in Al, Tuindorp, de Wilheminapark-buurt, Bilthoven en Zeist. Alles ademde in de winkel een gedistingeerde en dure sfeer. Boven in het pand zat een atelier waar de kleding werd voorzien van labeltjes en ook op verzoek werd versteld. Daar was ook een 'partiekamer', waar we naartoe gingen als we pauze hadden.
We betrokken veel kleding bij Jolo, het modeatelier van familie Kreisberg aan de Nieuwe Gracht. Dat waren ook joodse mensen. We hadden geregeld modeshows in Les Pays Bays en in restaurant Esplanade in de Stadschouwburg. Een keer was Mies Bouwman de presentator van de show."
Meneer en mevrouw
"Ik noemde de eigenaren 'meneer' en 'mevrouw'. Hun voornamen waren Ingeborg en Albert, maar ze elkaar noemden ze Inge en – heel gek – Peter. Het waren heel lieve mensen. Ze hadden het goed met elkaar en ik heb veel van ze geleerd.
Meneer deed het zakelijke deel in de zaak. Hij zat boven op kantoor, rookte daar vaak sigaren en op vrijdag was hij degene die de loonzakjes uitdeelde. Mevrouw, een kleine vrouw met een verzorgd uiterlijk, deed de inkoop en het belangrijke klantencontact. Ik moest Jackie, hun fox terriër, wel eens naar de trimsalon brengen. Jackie had een jasje aan met een tijgerprint.
Onder de clientèle zaten ook veel joodse mensen. Ik herinner me een dame die in het pashokje alleen door mevrouw geholpen wilde worden. Later hoorde ik waarom. Ze schaamde zich voor de nummer-tatoeage op haar arm, die ze nog uit een concentratiekamp had.
Mevrouw zei weleens: 'Ria, ik zou je wel willen adopteren.' Als ze terugkwam van wintersport bracht ze altijd cadeautjes voor me mee. Ze nam me ook mee naar de film, naar Mary Poppins en naar Help! van The Beatles. Ze hadden geen kinderen. Ik begreep haar behoefte naar dat contact met mij wel, maar ik had al een moeder. Na vijf jaar, in 1969, ging ik er weg. Ik wilde graag ergens meer verdienen dan dat ik daar deed.
Ik heb nog steeds een aantal spullen uit die tijd. De cadeautjes van mevrouw, maar ook een mooi luciferdoosje en natuurlijk een getuigschrift dat ondertekent is door meneer Spanjer."
Trouwen
"Wat ik me overigens nog goed kan herinneren, is dat we altijd even naar een trouwauto keken als er op het Oudkerkhof eentje langskwam op weg naar het stadhuis. Een jaar na mijn vertrek zat ik zelf in zo'n auto, met mijn huidige man. Dat was zo grappig, toen zag ik ze vanuit dat andere perspectief staan kijken en kon ik zo bedenken wat ze zeiden.
Hoe de namen van meneer en mevrouw op het Joods Monument terecht zijn gekomen, kan ik eigenlijk niet begrijpen. Ze hadden winkels in de binnenstad, ze hadden bankrekeningen en betaalden gewoon belasting. De instanties kenden ze.
Ik heb gehoord dat ze allebei in de jaren negentig van de vorige eeuw zijn overleden. Ze hebben gelukkig een mooi lang leven gehad."
Dit artikel is deze week verschenen in De Oud-Utrechter.
Op joodsmonument.blogspot.com vindt u meer informatie over Albert Spanjer en Ingeborg Spanjer-Leiser.
Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl