Binnendijk – Utregdikkies (4)

Gepubliceerd: zaterdag 15 februari 2025 08:20
In 1967 ging Dik Binnendijk studeren in Utrecht en twee jaar later kwam hij er wonen. De universiteit was toen nog bijna volledig gevestigd in panden in de stad. In de onregelmatig verschijnende serie ‘Utregdikkies’ schrijft Dik over persoonlijke herinneringen die gekoppeld zijn aan straten, buurten, gebouwen en gebeurtenissen in de stad.
Het Gele Kasteel en café Marktzicht
Mijn eerste avond stappen in Utrecht deed ik met mijn neef Piet. Ik bleef ook bij hem slapen. Ik moet zestien of zeventien jaar geweest zijn en zat nog op de HBS in Woerden. Ik ben nooit zo’n enorm feestbeest geweest en zeker niet in de periode dat ik nog op de boerderij in Kamerik woonde. De HBS-feestjes duurden tot uiterlijk elf uur. Om half elf begon de directeur al met het licht te knipperen: tijd om naar huis te gaan.
Piet was vier jaar ouder dan ik. Ik kende hem eigenlijk alleen van de verjaardagen van zijn ouders - tante Bregje en oom Co - op hun boerderij in Linschoten. Tante Bregje was de oudste zuster van mijn moeder. Piet studeerde theologie in Utrecht en was lid van het Utrechts Studenten Corps (USC). Hij had een kamer in Tuinwijk in de Evert Foeckstraat.
Natuurlijk gingen we uit in het USC-sociëteitsgebouw op het Janskerkhof. De officiële naam van het corpsballengebouw is: ‘Placet Hic Requiescere Musis’. Dit is Latijn voor: Het behaagt de Muzen hier te rusten. Het pand uit 1900 wordt meestal ‘PHRM’, ‘de kroeg’ of ‘het Gele Kasteel’ genoemd. In 1964-1965 bestond de Woolloomooloo-discotheek nog niet.
Ik had geen enkel probleem om binnen te komen; Piet was blijkbaar een bekend corpslid. Hoe het erbinnen uitzag? Geen idee. En wat dronk ik? Ik vermoed dat het wel pils zal zijn geweest, maar in mijn eigen studententijd heb ik pas echt bier, wijn en whisky leren drinken. Wat me nog wel bijstaat, is dat Piet het ene na het andere glas achteroversloeg. Dat hij na z’n studie dominee zou worden bij een vrij zware, protestantse kerk en daarna legerpredikant, zou ik toen nooit geloofd hebben.
Het was al licht toen we rond half zes de sociëteit ‘uitrolden’ en richting Piets huis wandelden. Of ik op de plee of onderweg nog gekotst heb: ik zou het niet meer weten. In ieder geval belandden we in café Marktzicht in de Breedstraat. Dit café is geopend in 1898 en behoort tot de oudste kroegen van Utrecht. Het was toen al vroeg open en een ontmoetingsplaats voor vrachtwagenchauffeurs en marktkooplieden. Marktzicht was Piets vaste afkick- of afdrinkplek op weg naar huis. Ik herinner me nog vaag dat we met een paar chauffeurs hebben gepraat over hun vrachtwagens en werk. Anderhalf uur later waren we in Tuinwijk. Ik sliep op de grond.
Tegenwoordig is café Marktzicht pas om 14:00 uur open en sluit rond middernacht. Alleen op zaterdag kun je al om 9:00 uur ernaar binnengaan. Dat heeft te maken met de Lapjesmarkt op de Breedstraat en de Begijnhof, de grootste stoffenmarkt van ons land.
Of neef Piet nog leeft, weet ik niet. Volgens mij hebben we elkaar na dat stapavondje niet of nauwelijks meer gezien. Ook niet toen ik in Utrecht kwam wonen. Ik denk dat hij toen al afgestudeerd was en predikant was geworden ergens in de provincie.
Tijdens mijn studie ben ik nooit lid geworden van een studentenvereniging. Daarom noem ik die stapnacht met neef Piet maar mijn voortijdige ontgroening. Een echte nachtbraker ben ik trouwens nooit geworden: ik ben een ochtendmens. Bel me desnoods vóór zeven uur ’s morgens, maar liever nooit na tien uur ’s avonds.